3 juli 1859
Fragment uit een brief van Clara Henriette Kerkhoven-van der Hucht te Amsterdam aan haar zuster Alexandrina Albertine Holle-Van der Hucht op Parakan Salak, Java. (Eigendom Mevrouw P. Fabius-Van den Brandelen, Baarn)
Ik hoor Dekker en Everdine te Mastrig zijn, den hemel geef zij niet hier komen, er valt hier toch niets voor hem te halen, en wij zouden er bitter last van hebben, het was dol zooals hij hier geleefd heeft. die arme tantes nog zoo op te ligten dat was schandalig.