* 8 oktober 1841
Brief van Caroline Versteegh aan Dekker. Fragment. (Brieven I, blz 55; Brieven WB I, blz. 32)
Gij wenscht te weten wat wij van u vernomen hebben: vooreerst schijnt gij uwe onverschilligheid omtrent geld al te zeer getoond te hebben, vooral met biljart spelen, uwe beurs schijnt zeer ruim om 's wekelijks f100 te kunnen verspelen. Verder hebt gij klappen uitgedeeld: meer zal ik maar niet zeggen, daar gij wel begrijpt hoe Papa zich hierover ergert... hoewel ik verzekerd ben dat alles overdreven en vergroot is grieft het mij verschrikkelijk zulke beschuldigingen tegen u te vernemen.