Multatuli.online

5 april 1886

Brief van Multatuli aan C. Vosmaer. Twee dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

Nieder Ingelheim 5 [1.] 5 april: oorspr. stond er 6 april. april

maak asjeblieft geen conscientie zaak van terugschryven. Ik weet hoe dikwyls dit 'n drukkende servituut wordt. [28.] Deze zin naderhand toegevoegd.

beste Vos, ik antwoordde even pr kaart op Uwen brief met verwyzing op meer. In uw schryven heerscht 'n verdrietige toon. Och ook ik voel me abgespannt [2.] abgespannt: afgemat (du.); in Duitse schrijfletters., traag en lam. Als slechte jongens die 'n arm dier langzaam dood martelen, vermaakt zich de natuur met aanhoudende aftakeling van m'n body. De laatste drie dagen was ik impotent door pyn in den rug. Wat had ik gedaan, o hemel! Wel, ik had me wat haastig gebukt. Dat mocht de ouwe heer niet. In oude komedies vindt men den type van bejaarde dwazen die op hun kniën gevallen voor 'n objet de leur flamme [3.] objet de leur flamme: voorwerp van hun liefde (fr.), de hulp der aangebeden schoone noodig hebben om weer overend te komen. Myn schoone was 'n wingerdtakje dat ik 'n beter plaatsje wou aanwyzen. Mimi heeft me gewreven en met vuisten gestampt, en ik ben weer klaar. Nu ja, wat dàt aangaat, maar de rest. Een dag of 10 geleden trok ik my weer een [4.] een: oorspr. stond er eener. myner weinige tanden uit. Hy zat los als 'n waggelend ministerie. Als ik u nu eens uit lei hoe gewichtig 't besluit was om daartoe over te gaan! Och, de kerel was zoo mooi en gaaf! Maar... hy traîterde my by elken beet. Er uit, alzoo! 't Wroegde my. Want zie, het trouwe ding had me 66 - 5, 6 of 7 jaar zoo goed gediend, zoo alles mitgemacht. Maar niet alleen uit sentiment kostte het me zoo veel hem z'n afscheid te geven. De zaak zat dieper. Ook de andere ministers zaten niet vast, en toch niet los genoeg om nu voor 't laatst en voor goed 'n geheel nieuw kabinet te bestellen by den dentist. En als 't nu eindelyk zóó ver komt, en m'n tweede tandwisseling volkomen wezen zal - let eens op dan zullen m'n erfgenamen reden van klagen hebben dat ik voor àl te kort gebruik zoo'n kosten gemaakt heb voor 'n nieuw gebit. Want als juff. Natuur me van al m'n tanden zal beroofd hebben, begint ze aan wat anders. Tot nog toe laat ze m'n haar met rust. 't Schynt dat ik met 'n vollen pruik naar 't graf zal gaan. Maar, maar... dat àndere, dat meer waardige, m'n denkvermogen! ‘Personne ne se plaint de son jugement’ [6.] Personne ne se plaint de son jugement: Niemand klaagt over zijn verstand (fr.); verkorting van ‘Tout le monde se plaint de sa mémoire et personne etc’ (Maximes 89) zegt L.R. Fouc. [5.] L.R. Fouc: François duc de La Rochefoucauld (1613-1680), befaamd Frans schrijver van Maximes, algemene levenswijsheden. Hy vergist zich. Ik beklaag me! Naar welken maatstaf? vraagt ge. Ik gebruik daartoe exacte dingen, rekenen, schaken &c. Welnu, dááraan zie ik dat het met m'n geestelyk kauw-organismus even slecht geschapen staat als met die andere tanden. Toch was het ding wit en gaaf van 't uiterste wortelpuntje tot de kroon toe, maar ach, wat helpt dat als het los staat, waggelt, onbruikbaar is, pyn doet.-

Pyn! Juist. M'n denkvermogen ‘geeft mee’ weigert dienst en doet me pyn by de poging [7.] de poging: oorspr. stond er 't pog. om 't te gebruiken. Telkens stuit ik op vraagstukken die ik niet kan oplossen. Erger nog: die ik niet flink durf aanpakken. Vóór 't afdanken van dien tand moest ik m'n broodkorstjes heel klein snyden of geheel laten liggen. En nu... de sociale kwestie! En de onderwyskwestie! En (maar er is nog veel meer!) de ‘beweging op litterarisch gebied,’ [8.] Verwijzing naar de Beweging van Tachtig. (noem ik 't goed? Want, zie, zelfs dáárvan ben ik niet zeker, schoon 't woord: ‘beweging’ me bevalt omdat men 't wel eens meer gebruikt in den zin van lawaaierige bereddering).

De jongeluî van den ‘Nieuwen Gids’ zenden me hun werk, en ik voel dat ik daaruit de vraag moet verstaan: ‘Wat zeg je er van?’ En ik ben verlegen met het antwoord! Dat er iets fauls [9.] fauls: wormstekigs (du.); in Duitse schrijfletters. in onze litterarigheid is, zal wel waar zyn, maar of 'tgeen zy voor den dag brengen antiseptisch werken zal, is 'n andere vraag. En, dit geldt zoowel voor den inhoud als den toon van hun arbeid. ‘Emollit mores’ [10.] emollit mores: het verzacht de zeden (lat.) - 't mocht wat!-

Toen kwam Wou me vertellen dat ‘de koffi’ er was. Kyk, 't deed me pleizier. Ook om de koffi, jawel, maar voornamelyk om 't me zoo gul verschaft pretext om de letterkundige korstjes op den rand van m'n bord te leggen. En na ‘de koffi’ even in den tuin om de Laube te bezien, en me eens terdeeg te ergeren. Want de tuinmansjongen - dat heb je van die vakmannen! Ze beweren nl. dat 'n leek niet weet hoe hy reben moet snoeien - nu die vent heeft de ranken afgesneden waarmee ik dit jaar de plekken had willen vullen die nog te open waren, te yl. Toen ik ‘Laube’ zei was ik te bescheiden. 't Is 'n heele Laubgang. Maar de eene zy was wat jong en ongevuld. Verleden jaar bestemde ik 'n 12, 20 tal looten tot verbetering van die kwaal. Die moesten dan op 1½, 2 voet diepte in den grond, worden overgebracht en als nu die kwajongen me niet verraderlyk in de wielen had gereden, had ik vóór m'n eindje dien Gang nog aardig dicht gesloten kunnen zien. En dit is de eisch voor zoo'n laantje! Mis. Die tuinlui hebben behoefte aan Nieuwe Gidsen.

Ge hebt Remusat [30.] Remusat: madame de Rémusat (1780-1821), schrijfster van Mémoires over haar tijd als hofdame van Napoleon. gelezen. Ik ook en met veel belangstelling. Nog altyd is Napoleon my 'n interessant studiebeeld. Veel waarde hechtend aan 't werk van Mad. De Remusat, meen ik toch dat ze niet volkomen bevoegd is tot beoordeelen. Maar ik ook niet. Alleen durf ik zeggen dat de ware kritiek over N. nog à faire [11.] à faire: ongedaan (fr.) is. De souvenirs van Legouvé [12.] Legouvé: Ernest W. Legouvé (1807-1903), Frans (toneel)schrijver, auteur van Soixante ans de souvenirs (1ste deel 1886). heb ik niet. Maar ik verlang er niet erg na. Hy is 'n schryver. Ik lees liever iets van kamerdienaars of gezelschapsjuffrouwen. Letterkundery kan ik zelf wel maken.

De ware kritiek? O beste Vos, dááraan waagde ik me in 1842! Er staat iets van in de papiertjes waaruit Huët geput heeft. De minachting waarmee ik hier dat geschryf noem, is niet gemaakt. Het waren prullen uit m'n jeugd. Hoe hy er aan komt? Dit weet ik niet. Ik weet niet eens waar en hoe ik ze - met meer dingen - ben kwyt geraakt. Herhaaldelyk heb ik gedurende m'n zwerftyd hier en daar 'n koffer laten staan. Wie zoo'n koffer, of iets er uit, gestolen heeft, kan ik niet bepalen. Wel gis ik, maar niet met genoegzame zekerheid om iemand te beschuldigen. Aan Huet zelf wil ik niet vragen hoe hy er aan komt, omdat ik dan zou moeten dóórgaan, en daarin heb ik geen lust.

Papiertjes, zeg ik, en meenens. Maar toch kwam daarin iets voor, dat - tenzy ikzelf heelemaal niets beteeken - van eenig belang is. Iets als afbakening van levensdoel. Daarby nu kwam iets voor over Napoleon. Ik stelde me boven hem, in dit opzicht dat ik 'n plan had (op m'n 22 jaar, NB!) terwyl 't me voorkwam dat hy... minder ging dan geleid werd. Welnu, nog meen ik, toen juist gezien te hebben. Dat Huet by z'n hoogst indelikaat gebruik maken van gestolen stukken dàt voor zich heeft gehouden, kan tweeerlei oorzaak hebben. 't Ligt of aan [13.] aan: oorspr. stond er in. z'n gewoon slordig meten - altyd ziet hy inhoud voor vorm over 't hoofd - of aan de vrees dat ik 't gebruik maken van dàt brok kwalyker nemen zou dan van de onnoozele dingetjes die hy wèl aan de markt brengt om z'n leeg werk 'n Anstrich [14.] Anstrich: verfje (du.); in Duitse schrijfletters. van iets aardigs te geven. Er is minder gevaar by, 'n gestolen brief spelden aan den man te brengen dan 'n horloge. Let wel dat hy me die z.g.n. biografie aanbood met ‘de vriendschappelyke groete van B.H.’ Hy wou dus aanknoopen, en misschien vreesde hy, dit onmogelyk te maken door 't publiceeren van iets werkelyk intiems. Alsof niet de geheele zaak - 't gebruik maken van iets dat op zóó'n wys in z'n handen was gekomen! - alle vriendschappelyke toenadering onmogelyk maakte! Ik heb eenvoudig niet geantwoord. Niets ware me makkelyker dan B.H. te verpletteren. Maar ik heb er geen lust in. Zekere heer V. Eybergen Santhagens [19.] V. Eybergen Santhagens: wschl. Reinier van Eibergen Santhagens (1834-1923), was in 1860 O.I. ambtenaar 1ste klas, later directeur der O.I. Maatschappij van Administratie en lijfrente te Batavia (1882). schreef eens: ‘met B.H. wensch ik geen andere aanraking te hebben dan door middel van de punt van m'n laars.’ Welke reden die heer had voor deze uiting, weet ik niet, maar wel dat ik ze tot de myne maak. Dit was reeds zoo vóór 't verschynen van die kopie. En dat daarna m'n opinie er niet op verbeterd is, begrypt ge. Meen daarom niet dat ik 't heele stuk gelezen heb. O neen. Slechts hier en daar 'n regel. Net genoeg om te weten dat ik òf maar zwygen moet [15.] zwygen moet: oorspr. stond er zwyg of zou moeten. of overgaan tot die laarspunt polemiek. 't Eerste schikt me 't best omdat ik me zoo lam voel.-

Neen, dit is onjuist. Goed analyseerende, ligt de oorzaak van mn nietsdoen in overmaat van ergernis. Sedert 'n jaar of 4 reeds laat ik velen in leven omdat ik weifel in de keus van voorrang. Wat zou Huet verwaand worden als ik hèm ging afstraffen. Zou 't niet den schyn krygen alsof ik eerst nu 'n tegenstander (zegge: 'n kwaaddoener!) had ontmoet die de moeite van 't brandmerken waard was? Hy zet me - mal genoeg! - in parallel met Bram van der Hoeven. Dit is slechts onbekwaam-schryverig en absurd. Hoe zou 't zyn als later 'n ander - dàn verlegen om wat pikant schynende kopie - my evenwydigheid aanwreef met Coenraad Busken Huet? Hartelyk dank! Non tali... inimico! [16.] non tali... inimico: niet met behulp van zo'n vijand (lat.); variatie op ‘non tali auxilio’, niet met zo'n hulpmiddel.-

Ergernis te veel! Je raadt niet in 1000 keer wat ik lees, ja, met studie lees! De Jonge's ‘Gesch. v.h. Ned. Zeewezen.’ Heb ik 't mis of niet dat dit werk 'n zekere renommee heeft? Welnu, 't is nog altyd z'n geld waard. De man geeft données [17.] données: gegevens (fr.) die men gebruiken kan al voelt men gedurig wrevel over de vele dingen die hy - over archief en veel hulp beschikkende - achter houdt. Hoe dit zy hy levert hier en daar iets wetenswaardigs. En dat hy allerkomiekst vervelend en lankdradig schryft, kan me niet schelen. (Hy vult zn blaadjes met herhalingen zonder eind, o koddig!) Maar... ‘de vaderen’! Wat 'n gemeene lamme verachtelyke boel! Die zeehelden - kyk!

En dan te moeten vreezen, te mogen gissen, te weten dat de troep die op dit oogenblik ons arm landje regeert geen haarbreed beter is (met de zee- en landhelden inkluis) o, beste Vos, m'n arme plannen van 42! Want toen zag ik 't in. Toen wou ik daarin verandering brengen. Daartoe richtte ik m'n leven in. Daarvoor ontzegde ik me 't genot van gewone dingen. Dáárvoor sudavi & alsi. Dáárvoor abstinui [18.] sudavi et alsi, abstinui: heb ik gezweet en gebibberd en me onthouden (lat.), verwijzing naar de Horatius-verzen, die de bron zouden zijn geweest voor Dekkers pseudoniem: Epistula II, vers 413-414., o van zeer veel!

En nu? Kyk dien afgedankten tand, en de rest. Ik ben moe.-

Als ge hier waart, zou ik U 't verband tusschen m'n verdriet en dat wat Huet... niet ter markt bracht, duidelyker maken. Zoo knoopt zich 86 aan 42.-

Ja, dat zal wel waar zyn, dat mémoires belangryker zyn dan de ‘mooiste’ roman. Wat z g.n. bellettrie aangaat, lyden we aan overproductie. De Macherei [20.] Macherei: maakwerk (du.); in Duitse schrijfletters. loopt de spuigaten uit. En in dat vakje komen we waarachtig niet verder. Onlangs deed me Zürcher 'n heele kist boeken present, waarin vooral Reisbeschryvingen (die ik gaarne heb) maar ook 'n 40 tal deelen van den ouden Lafontaine. Romannigheid met lepels, tot walgens toe. Zeker! Maar daarin is óók zeer veel schoons dat we nog niet in staat zyn te overtreffen.

De onmacht onzer dagen blykt uit en verbergt zich achter den toeleg om te analyseeren, te methodizeeren te reglementeeren. Inplaats van kruipen, gaan of vliegen, houden we kollegie over de spieren waarmee men zich beweegt. Daarmee lokt men, zooals de Duitschers zeggen, geen hond achter de kachel vandaan. Kyk eens zoo'n Verwey [22.] Verwey: Albert Verwey (1865-1937), Nederlands letterkundige, medeoprichter van De Nieuwe Gids in 1885. Zijn eerste bundel Persephone en andere gedichten verscheen eveneens in 1885. ‘Persephone’ zelf had in de eerste aflevering van 1 oktober 1885 gestaan; in hetzelfde nummer eveneens zijn artikel ‘Het sonnet en de sonnetten van Shakespeare’, blz. 67-96.. Wat 'n wyzigheid over prosodie, klankval, rhythmus en hoe is zyn werk? Ik beweer: afschuwelyk. Maar ik heb gezien dat gy daarover anders oordeelt, en dit spyt me wel. 't Verschil in smaak ten opzichte van den inhoud laat ik nu dáár maar wat vorm, uitdrukkingswys en versificatie aangaat beweer ik dat z'n Persefone zeer slecht is. Ik maak me sterk U tot die opinie te bekeeren als ge hier komt. Wacht niet op't vol groeien van de Laube. Neem Uw vrouw, dochter, zoons, - den heelen troep - mee als 't u schikt. Denk eens, we hebben twee dreisitsige tuinbanken, & zes stoelen gekocht. En we hadden er al. Dus plaats genoeg om Gartenlaube en action [21.] en action: in volle werking (fr.) te spelen.

Uw citroenplantje! Hoe kon ik zoo lang wachten U daarover te schryven. Schandelyk! Want ik heb er veel mee op, omdat het veel gedragen en geleden heeft. Multatulit al weer. Dorst heeft het nooit gehad, maar dat is ook de eenige ramp waarvoor 't bewaard is gebleven. 't Is al driemaal dood verklaard, en telkens maakte het de pessimisten weer te schande. Eens heeft het 'n nacht buiten gestaan by sterken vorst. Dood, zeiden ze. Maar ik hoopte nog. Eens is't - door myn schuld te naby 'n gloeiende kachel gekomen en weer zeiden ze: dood! Weer aan't verzorgen. Maar 't lukte niet. Het kwynde, als, als, - nu als 'n verzenmaker die geen beeld kan vinden (Hm, van beelden gesproken, zie eens in Nieuwe Gids dat stukje van Van Looy [23.] Van Looy: Jacobus van Looy (1855-1930), Nederlands schilder en schrijver. In De Nieuwe Gids, 4de aflevering van de eerste jrg., publiceerde hij ‘Een dag met sneeuw’, blz. 4-8.. Beeldje niet dan hebje niet. Overmaat van dichterlykhedens, uw naam is vermoeienis!) Maar m'n plantje. Eindelyk kwam ik op't idee dat de aarde niet deugde. Een gezond citroenplantje groeit best in nat zand, ja in nattigheid zonder zand. Maar 'n ziek takje, dat NB al in handen geweest is van Duitsche ambtenary - Alzoo nieuwe aarde, beste. Ik heb ze zelf gemaakt, moet je weten. Ja, ik ‘vervaardig’ bloem aarde. Dat wist je niet. Men laat daar toe hout rotten, waarvoor slechts njaar of 10 (geloof ik) noodig is - tenzy men 'n oud kippenhok afbreekt dat op z'n eigen houtje aan 't veraarden is gegaan. En dan - ja, dit nog. Ik heb de wortels besnoeid, als om 't ding de herinnering aan het doorgestane leed te ontnemen, en daar staat het nu en - leeft, en zal opgroeien z'n pleegvader ter eere. Dat plantje zou me zeker liefhebben als't 'n hartje had. Daar dit nu eenmaal zoo niet is, zal ik 't hem maar doen.-

Zeg, ik denk minder gunstig dan gy over de poezie van den heer Bohl [25.] Bohl: Joan Bohl (1836-1908), Nederlands advokaat en schrijver, o.m. van door Willem Kloos als retorisch veroordeelde verzen.. Ik beweer niet dat z'n verzen niet goed zyn maar my kost het altyd 'n groote moeite om in verzen poezie te zien. Dit lukt me zelden. Ik ben daarin zoowat als Hansje in Vorstenschool. Ook geloof ik dat ge niet ongunstig genoeg denkt over Bilderdyk, ook speciaal nu over z'n proza, dat ik voor uitstekend slecht houd. Ook hiervan [24.] hiervan: oorspr. stond er dat geloof ik. meen ik U te kunnen overtuigen. ‘Maar echter’ stuit hem niet, waarvan ik u dozynen voorbeelden kan [29.] kan: oorspr. stond er wil. leveren. En zinsneden die zonder den minsten kommentaar als modelletjes van slechtschryvery 'n aardige figuur zouden maken in uw pluksel, o erg!

Mies en Wou zyn wel. Ik erg asthmatiek. Ik heb 't land dat die benauwdheid me verhinderen zal kalm en met helderen geest [26.] met helderen geest: oorspr. stond er waardig. te sterven. Dag, beste Vos, groet allen van

Uw trouwen vriend Dek

Zeg, ‘oubollig’ is holderdebolder. Dit bleek me onweersprekelyk, a Go. [27.] Deze zin vertikaal in de rechter marge van blz. 8.