Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

28 juli 1874

van

Mina Kruseman (bio)

aan

Multatuli, Mimi Douwes Dekker bio

 

Volledige Werken. Deel 16. Brieven en dokumenten uit de jaren 1873-1874 (1984)

terug naar lijst

*28 juli 1874

Brief van Mina Krüseman aan Multatuli en Mimi. (Leven II, blz. 190-191.)

Chaudfontaine, 28 Juli '74

Voici mes Amis, een nieuw ontvangen épistel, dat u bewijzen zal dat ik niet gebluft heb, toen ik u verleden schreef dat Amsterdam mij hebben wilde. Ik amuseer me dol met de omslachtige manier van onderhandelen van die heeren machthebbers! - Nu moet die arme Doorenbos uit Heidelberg weer een poging wagen; zeker omdat ik heel laconiek weg aan Stumpff heb gevraagd om Frascati, twee avonden in November en twee in Februari; nu denken ze dat ik dien heelen grooten Schouwburg vergeten ben! Pas si bête! maar ik blijf in mijn rol!

Krijg ik dit Doorenbos-épistel terug? - Later nader.

(....)

Mina.

Dr. Doorenbos, Heidelberg.

Chaudfontaine, 28 Juli.

Geachte Heer Doorenbos!

Wat werd ik confuus toen ik uw schrift herkende! En dat van Elise Haighton en van Dora! Dio mio! ik heb 't zoo bont met u allen gemaakt, dat ik haast geen moed had iets meer van mij te laten hooren, vóór dat ik zelve weer eens in Amsterdam zou zijn! - Maar ik heb Frascati besproken voor twee avonden in November en hoop nog op twee in Februari, dus... Ja, 't is heel lief van u allen, dat gij nog eens aan mij gedacht hebt en 't me toont; ik heb ook aan u gedacht, o dikwijls! maar getoond heb ik 't u niet, omdat ik altijd zoo veel te kibbelen had met mijn vijandjes, dat ik voor een vriendschappelijke causerie op 't papier geen tijd meer had. Reeds uit Rome en Napels heb ik moeten haspelen met Nederland over duizend kleinigheden, die ik niet eerlijk vond, enfin, n'en parlons plus!... En nu ben ik in oorlog met Indië over mijn ‘Huwelijk’, dat men nagedrukt heeft in 't ‘Soerabaiaasch Handelsblad.’ Wacht, ik zal hierin de copy sluiten van mijn brief aan den Redakteur, dan weet gij zoo van hoe 't met die prachtzaak staat.

Van den grooten Schouwburg heb ik verleden ook al zoo iets gehoord als een kleine toenadering, maar ik ben nog altijd zoekende naar den waren man, den ‘baas van 't spul’, dien ik maar niet ontdekken kan. Bestaat die baas (iets dat waarschijnlijk is) dan is hij de persoon die met mij onderhandelen moet. Ik ben beu van 't nederlandsch ‘anonimismus’! Ik weet wel dat 't heel deftig klinkt, altijd woorden te gebruiken die niets zeggen, maar ik heb persoonlijk, in één onnoozel jaartje tijd, al zóó dikwijls met persoonlooze commissies, redakties, direkties, enz. te doen gehad, dat ik nu mijn tegenpartij wil kennen, en, avant tout, wil weten

met wie ik onderhandelen moet.

Verleden maand schreef de Heer Elzevier mij dit:

(....)

waarop ik antwoordde:

(....)

Dit schreef ik reeds een maand geleden als antwoord aan de commissie, en aan de drijvers antwoordde ik hetzelfde; daar de Heer E. naar 't schijnt, mijn brief niet heeft laten lezen aan den ‘baas van 't spul’ (als i bestaat!) Wilt gij u hiermede belasten?

(....)

En hier is de copy van mijn brief aan Kolff, dien hij gedeeltelijk in het N.v.d.B. heeft laten opnemen. Twee crimes in één! Eerstens om een partikulier schrijven van mij buiten mijn weten te publiceeren, en ten tweede om dat schrijven eigendunkelijk te verminken! Enfin, c'est fait, maar ik moet er hem toch nog eens over onder handen nemen, vooral omdat hij weet dat ik in Nederland niets meer publiceeren wilde.

(....)

Mina Krüseman.