12 maart 1887
Brief van Mimi aan J. van Santen Kolff. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-3 beschreven. (M.M.)
Nieder-Ingelheim
12 Maart 1887
Geachte Heer!
Het is my eene behoefte na uw deelnemend schryven aan my en uw hartelyken afscheidsgroet aan Multatuli U met een enkel woord te danken.
Ik herinner my nog zeer goed de tyd dat Dek U nu en dan schreef, en als gy hem korten tyd voor zyn dood gezien hadt, ben ik zeker dat ge hem weinig veranderd zoudt gevonden hebben. Wel voelde hy zich sinds Januari zwak, maar onwel was hy niet. Hy was zacht gestemd, maar stelde in alles belang, als altyd. De enquête [1.] enquête: zie bij 6 februari 1887. hield hem zeer bezig, en toen wy den 11den in de courant lazen dat van Zuilen Rammelslag [2.] Rammelslag: zie Idee 608, V.W. IV, blz. 356-361. zou voordragen, sprak hy daarover en dat v. Z. dat zeker goed zou doen, en hy het graag hooren zou. Wy hadden bezoek, en hy las de passage toen nog zelf voor aan onze gasten - zoo als hy alleen zoo iets doen kon. - Donderdags voor zyn dood stelde hy my nog gerust toen ik me wat beangst maakte over een verkoudheid die zyn asthma bezwaarlyker maakte. ‘Geloof me, dat is niets, en gaat weer voorby!’ zeide hy. Maar ditmaal vergiste hy zich. het werd erger en erger en saterdags om 5 uur was alles gedaan. Hy is zacht ingeslapen, en slechts korten tyd heeft hyzelf aan een naderend einde gedacht. Zeer gelukkig voor hem! Had hy het langer voorzien, dan zouden nog vele droeve denkbeelden hem gekweld hebben. - Hy is gestorven geheel dezelfde als hy altyd was, en toen ik hem op een oogenblik moed wilde inspreken dat de bui voorby zou gaan, zei hy glimlachtend: ‘O zeker, kind, moed heb ik wel, om te sterven!’
En zoo is hy dan heengegaan na wat hy zelf een nutteloos leven noemde; want wat hy gedaan heeft was weinig by wat hy had kunnen doen zoo hy een terrein gevonden had om zyn denkbeelden om te zetten in daden. Die gedachte is zeer smartelyk.
Met beleefde groete Geachte Heer
Uw toegenegen
M Douwes Dekker
Schepel