Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

23 juni 1874

van

Mina Kruseman (bio)

aan

Multatuli, Mimi Douwes Dekker bio

 

Volledige Werken. Deel 16. Brieven en dokumenten uit de jaren 1873-1874 (1984)

terug naar lijst

*Waarschijnlijk 23 juni 1874

Brief van Mina Krüseman aan Multatuli en Mimi. (Leven II, blz. 173-175.) Deze ongedateerde brief is opgenomen tussen éen van 22 en éen van 24 juni. In de gedrukte tekst is aangegeven dat er kopieën waren opgenomen van twee eerder gedateerde en op die data afgedrukte brieven; deze zijn in het onderstaande onverkort tussengevoegd.

oorlog: bij dit woord plaatste Mina Krüseman de navolgende noot:

Ik hoop dat mijn vriend Publiek intelligent genoeg zal wezen, om mijn strijd tegen de Nederlandsche gilden te begrijpen, en er namelijk geen kleingeestige kibbelarij in te zien met Nijhoff, Kolff of een ander, maar een krachtige, heftige kamp tegen onze suffe wetten, die de uitgevers noodzaken dieven te zijn, om te passen in 't kader van ons wetboek!

Leden van de Kamers, begint toch alsjebieft eens te denken, te begrijpen en te handelen!

Ce n'est que le premier pas qui coûte!

(Noot van 1877.)

bedrieger: bij dit woord staat zonder jaartal de noot:

Een ‘bedrieger’ is hij slechts voor mij alleen, want hij is een man van zijn vak, voorganger in zijn gilde, en past volkomen in 't kader van ons wetboek. God zegene hem!

Rrrrrrrrrrrrrrt!

Alweer een andere vertooning!

Ik krijg de kramp in mijn vingers van 't schrijven! Is dat een oorlogslievend gekrabbel!

Mes amis, lisez!

Brussel, 17 Juni 1874.

Geachte Heer Kolff!

Eindelijk heb ik uw briefje van den 27sten December gevonden. 25 fl. hebt gij Elize Baart daarin beloofd, waarlijk niet te veel voor drie vel druks, als Jan ten Brink 150 fl. krijgt!

Weet gij dat gij uw papiertje hier hebt laten liggen? Toen ik, na uw vertrek, naar boven terug keerde en mijn helft van den brief ging halen, om in te sluiten en aan Héloïse te zenden, zag ik nog net in tijds dat 't mijn helft niet was, maar de uwe!

Moest gij nu uit Leiden hier komen om mij zelf't bewijs in handen te geven, dat die arme Lokomotief, die bij préférentie in 't geheel niet betaalt, aan de luidjes van den club wel fl. 50 per vel kan geven?!

Wat heb ik gelachen, toen ik zag wat op dat flardje stond, dat ik nog wel zelve voor u had afgeknipt en u, zonder eenigen argwaan, zoo eerlijk had terug gegeven!

Wacht, als er zoo veel te verdienen is aan 't agentschap voor Indië, dan ga ik u nog concurrentie doen!


1875
een landmailreisje naar java.

Adieu; Vergelijk 't honorarium voor H. eens bij dat van ten Brink en wees eens een beetje gul, alsjeblieft!

Vele groeten

Mina Krüseman.

Krijg ik mijn Koerantjes? Ik snak naar een oorlog over zee! ‘Dieven!’ zal ik ze toeroepen en de echo klinkt mogelijk door tot in de oortjes van de onfeilbare kamerleden! Ik wou zoo graag eens procedeeren over 't een of ander wettelijk misdrijf! Wat zou ik dapper mijn eigen zaak verdedigen, en wat zou ik die glorieux verliezen, tot schande van de wet!

Dit is één épistel; natuurlijk behoud ik nu mijn stukje ten Brink of copieer ik 't, als het opgeëischt mocht worden! Ja, stuur mijn vorig épistel maar aan Vosmaer en dit er bij, als gij wilt; 't is mij veel waard hèm aan de eerlijke zijde te hebben, de dievenclub is groot genoeg, die hoeft niet nog door dupes versterkt te worden.

Ik weet wel dat Nijhoff liegt, een man die nooit tot kontraktjes teekenen te krijgen is als er geld in 't spel komt! Maar Vosmaer zal dit ook weten, wacht maar, ik zal mijn bewijsjes bij elkaar zoeken en ze u zenden voor hèm, dan weet gij allen dat ik niet overdrijf als ik van dien goeien, trouwen, eerlijken Nijhoff spreek als van een bedrieger. Ziehier weer een andere questie. Dit briefje is van Rammelman Elzevier, archivaris te Leiden. Amsterdam is sedert ruim een jaar met mij aan 't haspelen over 't tooneel, maar dat wil Amsterdam niet weten! Arm A.! Als ik 't vertelde zou men me zeker ook niet gelooven, en toch is 't zóó, lees maar!

Copie.

Leiden, 19 Juni '74.

‘Lieve Mina!

(....)

Indien gij lust hebt, kunt ge aan het Amsterdamsche tooneel geplaatst worden als 1ste vrouw (of welke andere benaming men daaraan geeft) met fl. 4000 of meer inkomen. Ge bezit daartoe alle begaafdheden en zult éclat maken. De Commissie van den Schouwburg is niet ongenegen uwe “Echtscheiding” op te voeren, dan kunt ge daarin de rol van Louise vervullen.’

(....)

Dit heb ik geantwoord:

Den Heer Elzevier, Archivaris te Leiden.

Brussel, 20 Juni '74.

Geachte Heer Elzevier!

Ik weet waarlijk niet hoe u te danken voor uw doorgaande amitié en actions! Hebt gij nu nog voor mij gewerkt, terwijl ik in Italië zat? C'est fort! Ik dacht dat Nederland mij al vergeten zou zijn, en ik had mijn winterprogram reeds zóó gemaakt, dat de kennismaking hernieuwd zou worden door een lezing en daarna door een concert-tournée. Komt nu het Amsterdamsche tooneel me in de reden vallen? Verleden jaar heeft Amsterdam niets van mijn ‘Echtscheiding’ willen weten, en toch had Amsterdam een tooneel zonder répertoire en een troep zonder grande coquette. Ik heb toen, in twee maanden tijds, alleen, geheel alleen, zonder tooneel en zonder troep 6700 fl. met mijn ‘Echtscheiding’ verdiend. Amsterdam zelf heeft me, en grommelant 1000 fl. per avond gebracht, maar ‘aan opvoeren van zoo'n stuk viel niet te denken!’ Nauwelijks was ik echter thuis, of ik kreeg een invitatie van een letterkundig (?) genootschap, om nogmaals in Amsterdam mijn drama te komen lezen; natuurlijk heb ik dit van de hand gewezen. Amsterdam heeft steeds op alle manieren getracht mij te verpletteren; te vergeefs, soit, maar dát kan Amsterdam niet helpen! En nu zou ik me aan het Amsterdamsch tooneel verbinden! Neen, ik verbind mij niet! Wil de commissie van den Schouwburg mijn ‘Echtscheiding’ opvoeren, goed, dan zal ik over komen om de Louise te spelen, één maal, tien maal, honderd maal, n'importe! Daarover wil ik gaarne met de commissie onderhandelen; ik ben benieuwd naar de condities! Maar mij verbinden om de eerste vrouwenrollen te vervullen in zoo'n vijandige stad als Amsterdam, neen, dàt zou al te naïf van me zijn!

Luister, ik kén de planken, en ik zal u zeggen wàt men dan doen zou. Men zou reeds bij 't ophalen van 't gordijn beginnen met mijn drama te siffleeren (niet 't eerlijk publiek, maar de mannetjes van 't vak zelf!) en, als mijn drama gevallen was, zou men mij, met mijn kontrakt in de hand, noodzaken, de eerste rollen in andere stukken te vervullen, die, in strijd met mijn physiek of met mijn dramatische natuur, me ook als actrice te gronde zouden helpen. Dit alles heb ik verleden jaar den Heer de Vries reeds voorgerekend, en ik schrijf 't nu aan u, met verzoek om 't ook den heeren van de commissie mee te deelen. Ik heb niets tegen 't tooneel en ben bereid mijn drama in A. te komen spelen, maar van verbinden kan geen sprake wezen, vóór dat mijn ‘Echtscheidinggeréusseerd is. Daarna is 't mogelijk dat ik de rol van ‘coquette’ (haute comédie) ik weet niet eens hoe ik die in 't hollandsch noemen moet! zou willen op mij nemen; de damesrol, enfin, want voor een boerenmeisje of een herderinnetje in korte rokjes deug ik niet.

Mocht men mijn drama siffleeren, zonder dat ik pour du bon aan 't tooneel verbonden ben, welnu, dan schaadt mij dit weinig, daar ik alsdan weer een nieuw zal schrijven in denzelfden geest, en mijn ouden vriend Publiek zal uitnoodigen mijn lezingen weder te bezoeken en mij de 6,700 fl. te brengen voor ‘het tweede stuk, dat gelijkt op 't eerste, dat gesiffleerd werd in den Amterdamschen Schouwburg!

Maar, alle gekheid op een stokje. Wil men in A. mijn drama hebben dan kan men ook mij krijgen, zonder ‘Echtscheidingnooit.

(....)

Ik ben doodelijk van den Paus! Ik geloof niet dat er een tweede man in de wereld bestaat, zoo volmaakt 't type van een model-Paus, als Pio nono! Ik heb nooit een kalmer, goediger oog gezien dan 't zijne, en de kalmte, de rust die zijn geheele persoon teekent is zóó indrukwekkend, dat vriend en vijand eerbied voor hem hebben.

(....)

Mina Krüseman.

(....)

Hoe vindt gij nu zoo'n wedstrijd van haspelarijen? Ik kan niet vlug genoeg schrijven om ieder te geven wat hem toekomt! En tusschenbeide vergeet ik een tik, dat spijt me dan zoo!

Die Rammelman Elzevier hoort tot mijn echte vrienden, hij heeft mijn moeder nog als meisje gekend in de West, en heeft zijn attachement van tempo doeloh maar een halve eeuw verschikt! Ik heb nog zoo'n paar oude vriendjes in Holland, die 't eerlijk goed met me meenen en 't onmogelijke doen om me van nut te zijn.

Zaturdag avond.

(....)

Zeg, Multatuli, ben je beleedigd?... over... koketteeren? 't Helpt niet... ik schrijf je toch al mijn gehaspel met n'importe welke luidjes! - Ik heb geen tijd voor questions de sentiment, dat ziet ge wel, de melancholie is ook naar de maan!

Adio, van harte gegroet.

Een zoentje voor Maxje alleen!

Mina.