Welzijn des volks

behandeld in Idee 451 (vw iii, p. 74-148), waarin m. zich als één van de eerste schrijvers bezighoudt met de sociale kwestie. Dit Idee is gebaseerd op een lange brief aan m.'s vriend en industriëel *J.C.P. Hotz van januari 1864 (vw xi, p. 255-287). Het pleidooi in Idee 451 is gegoten in de vorm van een brief aan een ‘amice’ en is gedateerd 19 januari 1864. m. betoogt hierin dat er zeer veel ontbreekt aan het welzijn van het volk: aan de ‘zedelyken’, de ‘verstandelyken’ en aan de ‘stoffelyken’ toestand.

Hij verdeelt zijn betoog dan ook in deze drie onderdelen en behandelt achtereenvolgens de morele, intellectuele en materiële tekortkomingen. Deze tekortkomingen zijn ‘voor een groot deel [...] toe te schryven aan verkeerdheden in de Staatsinrichting’, luidt zijn tweede stelling. ‘Welk nut heeft het Volk getrokken van de Franse revolutie, als de plaats der ci-devants overal wordt ingenomen door ander canaille?’ (vw iii, p. 89). ‘Ik erken dat de lamzalige onderdanigheid van middelstand en armen my meer stuit dan de trots der anderen’ (vw iii, p. 89-90; *standsverschillen).

De godsdienst speelt in de maatschappij ‘een ellendige hoofdrol’, (vw iii, p. 93). Hoe meer inrichtingen van liefdadigheid, hoe lager de algemene welvaart en zedelijkheid *liefdadigheid.

Voor het laatste onderdeel, de materiële toestand, maakt hij gebruik van Les Ouvriers Européens van de Franse auteur *LePlay, waarna hij ingaat op de situatie in eigen land:

‘Wy beklagen hier den werkman, niet omdat-i verstoken is van Oosterse pracht, van Paryse verfyning... 't is hier om vlees te doen, om vlees dat in zyn weiden groeit. Vlees van de runderen die hy ziet grazen, die hy loeien hoort in 't veld. Vlees, dat-i ziet te koop hangen in de winkels der slachters. Vlees, dat-i ziet wegvoeren naar Engeland... Vlees, dat hy overal ziet of waarneemt... behalve op zyn tafel, behalve op zyn schotel, behalve in zyn maag.’ (vw iii, p. 114)

De Nederlandse arbeider heeft het in feite slechter dan een slaaf (*slavernij). Als bewijs voor zijn stellingen publiceert hij de *begroting van een Hollands huisgezin van *Klaas Ris, waaraan hij toevoegt:

‘Later hoop ik er meer te publiceren, en ik zal ze den Koning voorleggen, opdat hy wete hoe de arme drommels gevoed worden, die zo schreeuwen en geestdriften, als hy Amsterdam bezoekt. Kan de Koning 't helpen... vraagt ge? Dat beweer ik niet. Maar wel beweer ik, dat een koning zulke dingen weten moet, en dat de ministers behoren weggejaagd te worden, die hem onkundig laten van den toestand des Volks.’ (vw iii, p. 121)

De belangen van de armen worden niet vertegenwoordigd in de Kamer, stelt hij verder:

‘Hoe zal de mishandelde arme zich doen horen? Dáárvoor zal ik optreden. En dit schryven is een begin. De arme wordt niet vertegenwoordigd? Welnu, van heden af, ben ik de vertegenwoordiger van dien arme. De Regering draagt geen kennis van de behoeften des Volks? Ik zal haar die behoeften doen kennen.’ (vw iii, p. 141)

Het ware te wensen, dat er in buiten Kamer ‘een vlees-party’ opstond, ‘die - god bewaar ons! - later in de geschiedenis den naam zal dragen van kaas- en broodvolk. Zoals we dat meer zagen gebeuren, en zullen zien gebeuren, omdat het ligt in den almachtigen aard der dingen.’ (vw iii, p. 143). Vrije en algemene verkiezingen zijn noodzakelijk om verandering in de situatie te brengen, afschaffing van het censuskiesrecht en kiesrecht voor vrouwen (vw iii, p. 144). *smeer *troonrede *vaderlandsliefde