Slavernij

Eén van de opstellen uit het *pak van Sjaalman luidt: ‘Over de slaverny in Europa.’ Droogstoppel voegt hieraan toe: ‘Wat hy hier mee bedoelt, begryp ik niet.’ (vw i, p. 40). In Idee 451 gaat m. op de betekenis hiervan in. Hij betoogt dat een slaaf nog geldswaarde heeft, terwijl een Nederlandse arbeider daarentegen van generlei waarde is:

‘Hoe, die zwarte slaverny was zo afschuwelyk, hebt gy [de “heren filanthropen”] gezegd... dat verkopen en kopen van mensen streed tegen uw gevoel, wyl de koopwaar werd gelykgesteld met paarden, kalveren of ander vee... en gy ziet het koelbloedig aan, dat in ons land, in 't land der witte slaverny, uw eigen landgenoten ver beneden dat vee staan? Het stuitte u nooit, dat de eigenaar van een kalf waarde ontvangt voor z'n beest, en dat in uw land niemand eigenaar zou willen wezen van een mens, dan onder schadeloosstelling voor den last van 't bezit? Het hindert u niet dat een neger of koebeest bate was of is, en uw arme landgenoot schade? Het kalf plus, de mens minus?’ (vw iii, p. 116-117)

Hij vervolgt:

‘De zwarte slaverny was inderdaad een gruwel, maar... ze was openlyk, oprecht, frank. En: de slaaf werd beschermd door de wet. Wie beschermt den witten slaaf? Wie verzacht of geneest den kanker van de blanke slaverny? Ook dát is een gruwel, filanthropen, en een gruwel met toebehoren van huichelary en valsheid. De invoering ener gereglementeerde slaverny, met verplichting aan den kant des meesters, om z'n eigendom behoorlyk te onderhouden, zou voor menig Nederlands werkman een weldaad wezen... als ze bestaan kon.’ (vw iii, p. 118-119)

In Menado heeft m. rond 1850, met eigen geld en door gebruik van zijn positie als secretaris, een slavenfamilie vrijgekocht (vw ix, p. 95-96).

In de Max Havelaar kan Tine begrip opbrengen voor deze ‘te ver gedreven vrygevigheid’ (vw i, p. 98-99). *Nias