Troonrede

In de troonrede van 1860 werd verkondigd dat de toestand van de overzeesche bezittingen in alle opzichten bevredigend was. Bij de beraadslagingen over het ontwerp-adres van antwoord op deze troonrede verklaarde *Van Hoëvell op 25 september dat er een rilling door het land gegaan was, veroorzaakt door een zeker boek, d.i. de Max Havelaar (vw x, p. 316). *P. Mijer wees in deze beraadslagingen op het feit dat *Duymaer van Twist in dit boek zwaar beschuldigd werd (vw x, p. 318). Duymaer van Twist zelf weigerde over dit boek te spreken (vw x, p. 320).

In Over vryen arbeid (geschreven in het voorjaar van 1862) ageert m. tegen de ‘verrotting’ van de Staat (*contagium) en constateert:

‘De troonrede spreekt van ongestoorden vrede, van rust en geluk, op den ogenblik als duizenden daarginder bezwyken onder hongersnood, of neerzygen onder klewang-bajonetten uwer voor hoog handgeld gehuurde soldaten. Die troonrede spreekt dus leugen, Nederlanders! Uw Tweede Kamer beraadslaagt met voorgewende deftigheid wat zy zal antwoorden op die leugen, en brengt, na 't horen van een zestigtal geachte maar onverstane sprekers, met kunst en moeite de leugen voort, dat ze die opgediste andere leugen met genoegen heeft vernomen.’ (vw ii, p. 231)

In Idee 451 schrijft hij:

‘De troonrede die de ministers laten uitspreken, is een jaarlyks terugkerende leugen. En 't antwoord daarop insgelyks. Nooit laat men den Koning zeggen: “Heren, 't Volk lydt gebrek.” Nooit antwoordt men: “Sire, 't Volk heeft honger.” En zo toch zou er moeten gesproken worden, als er naar waarheid gestreefd werd.’ (vw iii, p. 142)

In Vorstenschool vraagt koning George op het feest om ‘Een speech vol lamme laffe lompe leugens!’. Spiridio begint:

‘Hèm, hèm! M'nheren, het verheugt me zeer,/U hier opnieuw om my vereend te zien./De toestand is perfekt, het vlees goedkoop./De burgers zien er flink en vrolyk uit./Sneller/De burgeressen... idem. Nyverheid/En handel... idem. Landbouw... idem./(...) Onderwys,/Fabrieken... idem, idem. Onze vloot,/Ons leger, schuttery, oogst... alles idem./De vriendschap met de vreemde hoven... idem.’ (tweede bedrijf, vw vi, p. 45-46)

In zijn brief aan de Koning (*Brief aan den Koning 4) beweert m. dat de ministers ‘in de jongste troonrede (1872) zwygend en sprekend gelogen hadden’:

‘De Ministers hebben Uw vertrouwen misbruikt, door U te doen verklaren: “Vriendschappelyke verstandhouding kenmerkt onze betrekkingen met alle Mogendheden” Hier hebben Uw Ministers gelogen, Sire! Opzettelyk, tegen beter weten aan, gelogen!’ (Idee 982, vw vi, p. 215, 217)

*Kappeyne van de Coppello