Brief aan den Koning
1. Brief gericht aan koning *Willem iii, geschreven in Brussel op 18 januari 1860 (vw x, p. 193-198), vóór het verschijnen van de Max Havelaar. Doel van de brief was niet om medelijden te wekken maar om recht te verkrijgen, m. maakt hierin tevens melding maakt van het slot van de Max Havelaar. Verder wijst hij de hem door minister *Rochussen aangeboden betrekking in de West af, maar over een dergelijke functie in Oost-Indië schrijft hij: ‘Eene eervolle plaatsing dáár, zou het principe kroonen dat ik heb voorgestaan.’ (vw x, p. 197). Hij zou zo'n aanbod dankbaar aannemen als dat hem in staat zou stellen ‘de grondbeginselen te doen zegevieren welker verdediging mij mijn bestaan heeft gekost’, echter ‘zonder de zegepraal dier grondbeginselen, begeer ik arm te blijven’. De brief besluit met de wens: ‘God behoede Uwe Majesteit!’. De koning heeft nooit geantwoord.
2. Brief gericht aan koning Willem iii, geschreven in Brussel op 5 mei 1860 (vw x, p. 227-228), kort nadat de Max Havelaar van de pers was gekomen. Deze brief was gevoegd bij een door m. aangeboden exemplaar van de Max Havelaar, ‘een werkje waarin ik een klein gedeelte ophef van de gordijn die daarginds veel verkeerds bedekt. Mogt die poging niet te vergeefs wezen!’.
Deze en bovenstaande brief werden in 1910 uitgegeven onder de titel Multatuli aan den koning (1860); twee rekesten vóór het verschijnen van den Max Havelaar aan Z.M. Koning Willem iii gericht. Met een aantekening van mr. C.Th. van Deventer, s.l. (overdruk uit De Gids 2 (1910), p. 185-198; ook opgenomen in: Publicaties over Multatuli in reprint. s.l., s.a., p. 189-204)
3. Open brief aan koning Willem iii, opgenomen in de eerste bundel Ideeën (Idee 331, vw ii, p. 515-516), waarin m. ingaat op het onbeantwoord blijven van beide bovenstaande brieven. Hij schrijft hierin verder dat de verschijning van de Max Havelaar nog niet tot verbetering van de toestand in Indië heeft geleid. De enige die er wel iets aan gedaan heeft, is luitenant-generaal *Van Swieten, die in zijn dagorder (gedateerd 5 oktober 1860) het verbranden van inlandse dorpen heeft verboden. m. biedt de koning een exemplaar van de eerste bundel Ideeën aan, waarin deze dagorder is opgenomen (Idee 304, vw ii, p. 495-497).
4. Brief aan den Koning, geschreven door m. in september 1872 en door G.L. Funke als brochure uitgegeven in oktober van datzelfde jaar. De volledige titel luidt: Brief van Multatuli aan Den Koning over de Openingsrede (vw v, p. 679 e.v.; ook Idee 982, vw vi, p. 215-218).
m. behandelt hierin de troonrede van 1872 en voorspelt de Atjeh-oorlog (*Atjeh). Bovendien beweert hij dat zijn tijd andere mannen nodig heeft dan ministers ‘die evenmin op de hoogte hunner roeping zyn als de Kamers zelf’ (vw v, p. 681).