Hoëvell, Wolter Robert, baron van-

1812-1879, geb. te Deventer, predikant te Batavia, medeoprichter en van 1847 tot 1849 redacteur van het Tijdschrift voor Nederlandsch Indië. Hij kwam op voor de belangen van de Javanen en toonde zich een voorstander van *Vrije Arbeid (die term is van hem afkomstig). Van 1849 tot 1862 was hij Indië-deskundige van de liberalen in de Tweede Kamer, waar hij het *Cultuurstelsel bestreed.

In 1860 zei hij in een zitting van de Tweede Kamer dat een zeker boek (d.i. de Max Havelaar) ‘een zekere rilling’ door het land had doen gaan (vw x, p. 316). Van Hoëvell en m. hadden in dat jaar meerdere ontmoetingen, de liberalen hoopten nl. de Max Havelaar bij hun oppositie te kunnen gebruiken.

Onder het ps. Jeronimus schreef Van Hoëvell verhalen in het Tijdschrift voor Nederlandsch Indië. Deze verhalen werden door m. gewaardeerd; hij bewerkte er één van tot de parabel van de *Japanse steenhouwer. In de Max Havelaar spreekt Havelaar lovend over de verhalen van Jeronimus (vw i, p. 149). In noot 92 (1881) bij de Max Havelaar schrijft m. hierbij:

‘Wel jammer dat deze publicist, gedeeltelyk uit gebrek aan kennis van Indische toestanden - hy was volbloed Bataviaan - meer nog misschien uit persoonlyke behoeft aan 'n schelle leus, zich door den klank van 't woordje: vry, verlokken liet tot het ophemelen van den zogenaamd-vryen Arbeid. Het wawelen over dezen opgedrongen topic heeft jaren lang de aandacht afgetrokken van hoofdzaken (...)’ (vw i, p. 339-340)

In een noot bij Idee 534 noemt hij Van Hoëvells boek Slaven en vrijen onder de Nederlandsche wet (2 dln., Zaltbommel, 1854). Hij schrijft dat Van Hoëvell in de Duitse vertaling (ca. 1872) had verklaard dat er inmiddels veel verbeterd was aan de situatie van de slaven en dat m. dit had horen te vermelden in de Engelse vertaling van de Max Havelaar. m. vraagt zich af of Van Hoëvell hiermee soms bedoelt dat zijn eigen positie is verbeterd; hij is nl. Staatsraad geworden (vw iii, p. 441; cf. brief aan S.E.W. Roorda van Eysinga d.d. 24 oktober 1872, vw xv, p. 427).