Multatuli.online

16 april 1887

Ingezonden brief in het Groninger Weekblad. (fotokopie M.M.)

Hulde aan Multatuli

M. de R!

Naar ik uit de couranten vernam is men van plan een feestavond op touw te zetten met het doel om door een huldeblijk, Multatuli's nagedachtenis te eeren. Ofschoon mij dit doel alles zins loffelijk schijnt in zóó verre tenminste, dat 't schijnt dat sommigen zich genoopt voelen, om iets goed te maken van 't vele, dat jaren lang bedorven is, veroorloof ik mij eenige bescheiden opmerkingen.

Eert men Multatuli's nagedachtenis wel door het oprichten van een monument of een gedenkteeken? want hierop zal het toch wel uitloopen. M.i. neen. Zoolang Multatuli's weduwe nog onverzorgd is, d.i. zoolang men niet gezorgd heeft, dat zij een behoorlijk bestaan heeft in de toekomst, is alle hulde in den vorm van gedenksteenen etc., een bespotting aan M's nagedachtenis. En is zij verzorgd, dan schiet er voor de Multatulianen nog wel wat anders over, dan eereteekens op te richten!

De grond, dien de groote arbeider is begonnen te ontginnen, kan of liever moet verder bebouwd worden, hij begon de aarde vruchtbaar te maken, wij dienen die te beplanten en waarlijk er valt nog wat van dien aard voor ons te doen, eer dat wij kunnen zeggen: wij jongeren zijn onzen grooten meester waardig. Het is trouwens den lezers der Ideeën genoeg bekend, hoe Multatuli dacht over die bespottelijke vereering na den dood, hij die in allen eenvoud zijn stoffelijk overschot deed verbranden. Zoolang er dus, ik herhaal het, niet op schitterende wijze voor M.'s weduwe gezorgd is in den volsten zin van 't woord, zoolang allen, die met Multatuli maar eenigszins ‘op’ hadden, zich niet beijveren om in engen of uitgebreiden kring zijn streven voort te zetten, zoolang is naar mijn bescheiden meening alle gepronk met eereteekens of anderszins overbodig, dus een Multatuliaan onwaardig.

U dankende voor de plaatsing dezer regelen, blijf ik

UEd.'s dienaar:

X.