Multatuli.online

24 mei 1886

Brief van S.E.W. Roorda van Eysinga aan Multatuli, door Mimi verknipt voor de boekuitgave en onvolledig bewaard gebleven. (RvE, blz. 356-358 en M.M.)

Clarens 24/V '86

Beste Dekker,

Ik ben verbaasd geweest over Uwen brief, niet alleen over Uw vermoeden omtrent de oorzaak van Huet's dood, maar ook over zijne lage streken. Maar juist daardoor hel ik te minder over tot Uw vermoeden. Waarom zou hij zich van kant hebben gemaakt? Aan levenszatheid kan moeilijk worden gedacht, aan schaamte nog minder. Last van landgenooten die hem met den vinger nawezen had hij in dat groote Parijs niet. Enkelen schijnen hem zelfs te hebben gevierd. Misschien zoudt Gij mij in een mondeling onderhoud overtuigen.

Ik ben te weinig kritikus om te oordeelen over zijn stijl. Ik las hem meestal met genoegen, maar ik had tegen hem dat hij mij nooit deed ontgloeien, dus dat hij geen hart had. Op 't laatst werd hij een schrijver ad 5 centen per regel, dus over onderwerpen die hij niet had bestudeerd, soms zelfs niet aangeroerd, gelijk ik (....)

Maar ik heb mij dikwijls afgevraagd: ‘Zou Stieltjes [1.] Stieltjes: Thomas J. Stieltjes (1819-1878), Nederlands ingenieur, o.a. betrokken bij de spoorwegaanleg op Java. zich niet van kant hebben gemaakt?’ Misschien heeft hij den Krach [2.] Krach: faillissement (du.) van Pincoffs [3.] Pincoffs: zie bij 14 mei 1884. zien aankomen, gelijk enkele anderen, gelijk de firma Ezechiëls [4.] Ezechiëls: niet achterhaald., die dat eeuwig wisseltrekken een zonderling bewijs van goede zaken vond. Hij was eerlijk als goud. 't Is vreemd van zulk een scherpzinnig, rechtschapen man, dat hij P. niet heeft gepeild. vd Putte [5.] vd Putte: Isaac D. Franssen van de Putte (1822-1902), Nederlands volksvertegenwoordiger, verschillende malen minister van Koloniën; rijk geworden in de suiker op Java. zal dezen wel hebben doorgrond en bij de débâcle niets hebben verloren. Nu, hij heeft zich over de schande van zijn vriend gemakkelijk heen gezet.

Ps. en ik hebben elkander slechts een paar seconden ontmoet. Ss. presenteerde mij aan hem, maar P. beet niet. Misschien vond hij mij te veel enfant terrible. Ook hij beviel mij niet. Na zijn vertrek zei S. met een ongewoon air van bewondering: ‘Ah! zoo'n heldere kop!’ Ik zweeg.

Met genoegen zie ik dat Gij zwijgt over verhuizing. Gij zoudt U in Holland dood kniezen. Ik lees bijna niets van 't jonge Holland, maar wat mij hindert is 't pessimisme van jongelingen, die 't verdriet niet kennen.

't Is wel mogelijk, dat verkeerde lektuur (van Hartmann [6.] Hartmann: Karl R.E. von Hartmann (1842-1906), Duits filosoof van een fundamenteel pessimisme. enz.) er hen toe bracht, maar zou 't ook niet, geheel of gedeeltelijk, een pose zijn? Onlangs kreeg ik een brief van een jong, verloofd pessimist. Ik lachte er om en antwoordde, dat ik, onder mijn 30-jarig vrouwtje en kleuters met haar aardig gesnap en beelderige bakkesjes, de leus van Spinoza volgde: ‘Blij zijn!’ Hij begreep die luchthartigheid niet. Ik moest rillen bij de gedachte aan de toekomst mijner kinderen. Maar hijzelf schreef mij, dat hij en zijn meisje geen geld hebben. Dat vond hij ‘prettig’. Waarom verlooft hij zich dan? Is hij soms lid van den Malthusiaanschen bond? [7.] Lid van den M. bond: ironisch voor ‘wil hij geen kinderen verwekken?’ Dat letterkundig gekibbel ergert mij. Terwijl Indië ten ondergang snelt, denkt men slechts aan 't verkieslijke van bilwippen en wipbillen. [8.] wipbillen: over deze en dergelijke samenstellingen was een polemiek gevoerd, met name tussen P.H. Hugenholtz jr. en Frans Netscher, naar aanleiding van de beschrijvingskunst van laatstgenoemde. Zie bij 6 augustus 1886.

Waarom schrijven de orakels terecht muze, kazerne, en tenonrechte museum, positief, enz.? Alb. Thym schijnt zich over zijn consequentie te schamen en te schrijven gelijk Tijs de Vries. [9.] Tijs de Vries: Matthias de Vries (1820-1892), Nederlands taalkundige, met L.A. te Winkel de ontwerper van de naar hen genoemde spelling. Ik hoop dat de clericalen ons van 't doode punt afhelpen. Zoo'n kastijding als in België van de liberalisten is noodig.

Vaarwel! Perelaer zal u zijn weekblad wel zenden. Men heeft hem daadlijk willen doen begrijpen, dat hij over mijn ‘Beschaving of koffi’ als ‘gepensioneerde’ niet had mogen reppen! Zijt met Mimi en Wouter hartelijk van ons de hand gedrukt.

Uw vriend Roorda.

Huet verried zich zelven door te spreken van zijn ‘tijgergenoegen [10.] tijgergenoegen: In zijn stuk over Multatuli's Een en ander (Litterarische Fantasien, deel 2, blz. 209-223) vergelijkt Busken Huet de Camera Obscura met Max Havelaar. Het lezen van deze boeken wekte bij hem ‘stille tijgergenoegens’ op. bij 't afmaken. Maar was 't domheid of perfidie, dat hij U en Beets zulk een tijgeraard toeschreef? Ware verontwaardiging kende hij niet.

Ik heb veel minder gepresteerd dan Gij en moet dus nog wel blijven schrijven. Ik wanhoop er niet aan, nog eens nut te zullen stichten.

Huet verzocht om mijn voorspraak bij Constantijn [11.] Constantijn: pseudoniem van mevr. M.P.C. van der Does-Scheltema (1834-1887), schrijfster van emancipatoire novellen. voor haar medewerking aan zijn krant. Ik ben nu dubbel blijde, er haar van te hebben afgehouden. Zij is helaas! altijd nog krankzinnig met heldere oogenblikken.

De lage advocaat van Huet koos mij tot repoussoir [12.] tot repoussoir: om zich tegen af te zetten (naar het fr.). Roorda had zich herhaaldelijk tegen het ‘roemloos’ koningschap van Willem iii uitgesproken.. Ik had dat royalisterig reptiel gesommeerd de vorstelijke termijnpachters te verdedigen.