Multatuli.online

28 januari 1886

Brief van Multatuli, wschl. aan T.H. de Beer. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

Nieder Ingelheim 28 Januari 86

beste Kerel! Dank voor Uw beide brieven, waarop ik heden evenwel slechts zeer gedeeltelyk antwoord, en wel voor zooveel op dit oogenblik noodig, nl. over Günst. Het spyt me dat ik weinig, of liever niets wetenswaardigs kan bydragen tot de gegevens die onze Muller noodig heeft voor z'n nekrologie. Waarschynlyk stelt ge u de verhouding tusschen G. en my als nauwer voor dan ze was. Om eens een ding te noemen, ik ben nooit by hem aan huis geweest. Toen ik Dr Stamhart [1.] Stamhart: Dr. J.A. Stamkart (1829-1882), vroeg in 1861 aan Dekker hulp voor een armlastige huisvader met kinderen; om hem te helpen schreef Multatuli de Minnebrieven. Later bleek dat de hulpbehoevende niemand anders was dan Stamkarts aanstaande schoonvader. 'n bon gaf op 'n uitgever, werd die door Gunst gehonoreerd ten-gevolge waarvan de Minnebrieven by hem zyn uitgekomen. Daarmee was de relatie, schoon we elkaar bleven ‘kennen’ d.i. [6.] d.i.: oorspr. gevolgd door eig elkander by toevallige ontmoeting groetten en toespraken, eigenlyk afgeloopen. Eenmaal bezocht ik de loge (?) Post nubila lux welker voorz. M. toen Dr Polak was, en Gunst - later zelf Voorzitter - was toen Off. van die vereeniging. M'n oordeel over de door Polak ingevoerde nieuwigheden was zeer ongunstig, te meer omdat ze gepaard gingen met 'n onverdragelyke duitsche-schoolfilosofie, juister gezegd met het gebruik van de kakeltermen die in die z.g.n wysbegeerte voor 't non plus ultra [2.] non plus ultra: (ook) nec plus ultra - onovertrefbare (maat of grootheid) (lat.) van ontwikkeling doorgaan en die tot werkelyke waarheidszucht in rede staan als ‘le sabre de mon père!’ [3.] sabre de mon père: sabel van mijn vader; als zegswijze: sapperloot (fr.) of: ‘duizend bommen en granaten!’ tot heldenmoed. Ik heb reden om te gissen dat ook Gunst daarin deed, en tspreekt, hoop ik van zelf dat ik daarvoor geen sympathie voelde.

Evenmin voor G's Jezuitenfresserei die me uit velerlei geschryf in den (ouden & nieuwen) Dageraad bleek. Het haperde G. in z'n vryzinnigheid aan... vry zin nigheid.

Dit alles geef ik niet als bydrage tot den voorgenomen levensschets (integendeel, ik verzoek U, die opmerkingen voor U te willen houden) maar als redenen waarom ik met Gunst weinig omgang had waaruit alweer volgt dat ik weinig kan bydragen tot het gewenschte doel, m.a.w. laat my er svp buiten!

Het niet-gelooven aan de H. Maagd e.d. is, vind ik, zoo'n vreeselyke verdienste niet. Onze meid (evanghééélisj!) gelooft ook niet aan 't mensch, en is er geen haar beter om. Wat er heel veel anders van Gunst te zeggen valt, weet ik niet.

Lang voor z'n huwelyk was ik eens door 'n byzonder toeval in aanraking gekomen met z'n vrouw. Vandaar dat ze, 'npaar maanden geleden, zeer in den brand zittende, zich tot my wendde. Ikzelf kon weinig doen, maar wel schreef ik er over aan 'n invloedryk lid der Maçonnerie [7.] invloedryk lid der Maçonnerie: nl. R.J.A. Kallenberg van den Bosch., en daaruit is de hulp die haar van dien kant geworden is, voortgevloeid. Onlangs, schreef ze my weêr - ja zelfs twee malen, eens vóór, eens nà den dood van G.) en haar brieven waren vol afschuw van 't Katholicismus. Ronduit gezegd, verveelt me dat, zoo als altoos wanneer onontwikkelden zich 'n voetstuk trachten te maken van dingen die boven hun sfeer liggen. Ik vind dat ze best haar kinderen Roomsch of mohammedaansch kon laten maken, ja dat zy zelf tot 't een of ander waar geloof kon overgaan zonder dat de andere ware gelooven daarby schade zouden lyden. Wie heeft zulke menschen in de wereld geschopt om in controverse te doen! En let dan eens op onder hoeveel burgerlyke stads- buurt- of straatvooroordeeltjes zulk volkje gebukt gaat! Niet dàt neem ik kwalyk, o neen, maar dat ze tegelykertyd zich 't air willen geven als luî van opinie en overtuiging.

't Klinkt misschien wat bar, maar 't heeft er veel van of zoo'n weduw den dood van haar man als'n welkome gelegenheid aangrypt om eens flink aan den weg te timmeren met iets byzonders. Non tali auxilio! [4.] non tali auxilio: niet met 'n dergelijke steun (lat.)

Neem me niet kwalyk dat ik op't oogenblik niet antwoord op zeer veel belangryks dat er in Uw brieven voorkomt. Dat later! Ik ben wat lam. Na sedert lang snachts te hebben gehoest, ben ik er eindelyk toe overgegaan wat morphine te gebruiken. Dit helpt nu wel (ook voor m'n asthma, naar 't schynt) maar toch voel ik me wat traag en zwaar op de hand. Ik zou dan ook 't geheele antwoorden hebben uitgesteld als 't niet was omdat Dr Muller misschien op antwoord wacht. t Spyt me voor hem dat dat antwoord negatief is. Niet ik ben de uitvinder van den diepzinnigen calembourg [5.] calembourg: (calembour) woordspeling (fr.): ‘Ongunstig bekende Gunst.’ Dat gevleugeld woord is van 'n dominee. Och, 't verlies van Uw kind! Dat is vreeselyk.

Heel vriendlyke groeten van ons drietjes aan U en Uw vrouw! Dag, beste kerel!

Uw liefh Dek

Laat me toch vooral het over Gunst meegedeelde - of liever: onopgemerkte - niet in druk zien.