Multatuli.online

14 september 1885

Brief van Multatuli aan M.J. de Witt Hamer. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

Nieder Ingelheim 14 Sept. 1885.

Waarde De Witt Hamer!

Dat ik eerst nu antwoord op Uw schryven van den 8n dezer, heeft 'n byzondere reden. Hoe dankbaar voor de zich zoo feitelyk openbarende welmeenendheid van den Onbekende vriend was er in die zaak iets dat me drukte. Er bestonden namelyk redenen - althans my kwamen ze zoo voor, misschien zyn het slechts oorzaken geweest - ik had dan oorzaak om te denken dat de hulp my werd verleend door iemand die daarin meer was terade gegaan met 'n edelmoedigen indruk dan met 'n plichtmatig besef van wat men schuldig is aan zichzelf, m.a.w.; ik meende dat de zender boven z'n kracht was gegaan. Eerst wilde ik U daarover schryven, en dit doe ik dan ook nog nu. Maar in pynlyke weifeling sloeg ik 'n anderen weg in om te weten te komen of ik vryheid had in de zaak te berusten? De hierin betrokken ‘men’ verzekert me dat ik my vergiste. ‘Men’ weet van niets. Toch ben ik niet volkomen zeker, en ik wend me tot U om te weten of ik geen misbruik maak van 'n edele, maar verkeerd geleidde [1.] geleidde: kennelijke verschrijving. aandrift. ‘Dan had ik me niet belast met de bezorging’ zegt ge misschien. Nu ja, maar ook van Uwen kant had de welwillendheid mywaarts de wysheid kunnen bedriegen. De plaatselyke, persoonlyke en familie-belangen a costi [2.] a costi: ten uwent (it.) zyn U bekend, en tot U richt ik de vraag of ik in gemoede dat geld mag aannemen?

Of ik hulp van dien aard noodig heb? O zeker! M'n huldeblykslyfrente is, zooals Pisuisse die in de Midd. Courant noemde: ‘schamel’. 't Woord was uitstekend gekozen ter kwalificeering van zóó'n uitslag na zóóveel ophef. Maar niet dát is de vraag. De vraag is of ik my schuldig maak aan iets laags door 't aannemen van boven eigen kracht verleende hulp. Wilt ge my naar Uw beste weten openhartig daarop antwoorden?

Het doet me leed dat Uw schryven zoo kort was. Ik had zoo gaarne iets vernomen van Uwe omstandigheden, vooral de huiselyke.

Wat my betreft, m'n vrouw houdt zich best, en ons pleegkind geeft ons by voortduring veel geluk. Ikzelf lyd aan asthma, maar overigens ben ik voor m'n 64 [3.] 64: (bedoeld) 65. jaar heel wel, 't geen ik vooral toeschryf aan onthouding van medicynen. Ziek ben ik nooit geweest en alzoo blyf ik bevryd van de treurige naweëen die kwik, chinine e.d. gewoonlyk na zich slepen.

Wees met Uwe geachte vrouw heel vriendelyk gegroet van

Uw liefh.

Douwes Dekker.

Kunt ge niet eens uitvliegen? 't Is hier uitstekend gezond. Hier in ons huiske op 'n hoogte, want de oevers van den Ryn in 't algemeen houd ik juist niet voor gezond. Als ik middelen had - en 'n speculant was, zou ik m'n huis inrichten voor 'n herstellingsoord. Al wat lykt naar:

bakterien,
bacillen,
mikroben,
Pilzen
infusorien,
zwammen,
miasmen,

alles te zamen: dragers van ‘malaria’ is hier zoo onmogelyk als als - als 'n genie in Holland wou ik zeggen. Maar 't zou lyken of ik daarmee 'n bedoeling had, die...

Maar - genie of niet - waar is 't dat ik in m'n Parabel over Thugater (Minnebv.) 't eerst gezegd heb dat men de koeien goed moest uitmelken. (Zie nu, 24 jaar later, daarover 'n ‘landbouwer’. N.v.d.D 20 Aug.)

En over den oorl. met Atjeh heb ik e.e.a. voorspeld.

En over meer nog. Alzoo toch 'n soort van genie.

Toe kom eens by me kyken. We zullen vliegers oplaten.-