Multatuli.online

5 maart 1885

Brief van Multatuli aan De Vereenigde Groninger Werklieden. Oorspronkelijk vier dubbele velletjes postpapier, losgesneden tot acht enkele vellen, waarvan blz. 1-15 beschreven. (M.M.)

Nieder Ingelheim 5 Maart 1885

Waarde Vrienden!

De kist met inhoud is in volmaakte orde aangekomen. Dit zeg ik vooraf omdat het 'n byzonderheid is, daar men anders aan de grenzen den boel wel eens bederft. Nu, er haperde niets aan, niets! Wat 'n zorg voor de verpakking, voor de wyze van verzending, voor 't frankeeren, voor de voldoening zelfs der Inkomende Rechten! Dit alles is even roerend als 't geschenk zelf, en de attentie aan m'n verjaardag te denken! Hoe zal ik 't aanleggen om U goed te zeggen hoe my dit bewys Uwer liefde getroffen heeft? Het is aandoenlyk!

Tot op de manier waarop 't adres geschreven is, geeft blyk van hartelykheid. ‘Niet keeren!’ ‘Dit boven!’ En nogeens: ‘niet keeren!’ Men ziet er uit, hoeveel prys de afzenders er aan hechtten dat de reuzenkoek ongedeerd z'n bestemming bereiken zou. Ja, 'n reuzenkoek! Nooit heb ik er zoo een gezien, en ik zal er mee bluffen by de (weinige) Duitschers die my bezoeken.

Weinigen, byna niemand. Want ik leef zeer afgezonderd, waartoe veel redenen zyn. Ik woon ver van 't dorp, en m'n asthma, dat me wel toelaat naar N. Ingelh. te gaan dat in de laagte ligt, verhindert my den terug gang die 'n heelen klim vordert. Dan hyg ik als 'n Locomotief. Overigens ben ik zeer wel voor 'n oud man.

Doch ook buiten dien afstand en m'n kortademigheid, zou ik hier geen verkeer zoeken. De menschen hier zyn... volstrekt niet kwaad, o neen, maar van heel andere soort dan ik, zoodat ik me maar liever als 'n slak in z'n huisje terug trek, 'tgeen door m'n lieve zorgende vrouw zoo genoegelyk wordt gemaakt als de omstandigheden toelaten.

De loop der publieke zaak baart me veel verdriet. Het is den lieden die wat te zeggen hebben, volkomen gelukt my van de baan te dringen, vooral daar ik niet den minsten lust heb meetedingen in 't schreeuwen en kakelen dat men ‘debatteeren’ noemt. In zekere omstandigheden is zwygen 't welsprekendst.

En nóg 'n reden weerhoudt my van meespreken. Ik heb niet de minste kans begrepen te worden, zoolang de publieke opinie aan den leiband loopt van de partyschappen, zoolang men niet begrypt dat 'n oordeel juist wezen kan, ofschoon [1.] ofschoon: oorspr. stond er wanneer. 't niet past in zeker program. Ik leg me toe op ‘vryzinnigheid’ d.i. ik leg me by elke kwestie de vraag voor: ‘wat is hier waarheid?’ en tracht die naar m'n beste weten te beantwoorden, zonder eerst te onderzoeken of ik door m'n slotsom rechts, links of in 't midden kom te staan. Zoolang nu de krankzinnige kinderachtigheid van dat partywezen heerschende is, heb ik geen kans op byval, en daarom zwyg ik liever dan te-vergeefs te spreken.

En toch blyft het effekt niet uit, van een-en-ander dat ik vroeger zeide. Voor vele jaren wees ik op 't ellendig gehalte onzer Vertegenwoordiging. Thans is daarover slechts één stem. Hoe men nog altyd blyft zweeren by dien Thorbecke, begryp ik niet. Onze knoei-kieswet was zyn werk, en wel z'n voornaamste werk. Ik heb in dien man - 't hoofd der ‘Liberalen’ immers? - nooit 'n spoor van vryzinnigheid kunnen ontdekken, en zelfs 't herstel der bisdommen was niets anders dan hofmakery aan de Katholieken. Hoe dit zy, dat z'n Kieswet niet deugt ziet nu iedereen in, zonder evenwel te erkennen dat ik dit (onder algemeene afkeuring, Nota bene!) zeer veel jaren geleden gezegd heb.

Wat de nu voorgenomen verandering aangaat - d.i. opheffing of verlaging van den census [2.] census: kiesdrempel op grond van het inkomen. - ik ben er vóór. Doch meer om redenen van afgetrokken logica [3.] afgetrokken logica: abstrakte logika die los staat van het konkrete geval. en consequentie dan omdat ik me daarvan praktische verbetering voorstel. 't Is bovendien half werk. De hoofdfout ligt in de districtsindeeling. Het Volk stemt niet. Altyd zullen wy voor verreweg 't grootste deel opgescheept worden met dorps- of stadsberoemdhedens die buiten den grenspaal hunner gemeente niet of ter nauwernood bekend zyn.

En - nogeens: ‘bovendien’ - 't geheele stelsel van werken in die Vertegenwoordiging is verkeerd. Maar 't zou me te ver leiden dit nu volledig aantetoonen.-

Wat den misdadigen en zotten oorlog met Atjeh betreft - die ons honderde millioenen kost! - ik werd verketterd toen ik vóór t uitbreken daarvan, er tegen waarschuwde. Ook toen ik, wat later, de overwinningsberichten leugenachtig noemde. Nu zal men toch wel erkennen dat ik gelyk gehad heb. Er is, in weerwil van al de énorme opofferingen niets veroverd, en niemand overwonnen. Het kleine troepje volk dat we daar nog hebben, is al erg bly als de vyand ons met rust laat!


(Ik zend U hierby een Samarangsch blad, waaruit duidelyk blykt hoe 't Nederl. Volk door de Regeering werd voor den gek gehouden met overwinnings berichten. Er werd zelfs 'n metalen monument gegoten en naar Indie verzonden ter gedachtenis aan onze kolossale veroveringen! Zeker zal men 't op Java wel hier of daar in 'n pakhuis laten liggen. Er hoort schaamteloosheid toe, zoo'n ding te laten kyken!)

Dat men my by 't wáár blyken myner meening dienaangaande, weer niet noemt, spreekt vanzelf. Ik mocht eens iets te zeggen krygen, en de schelmen ter verantwoording roepen die de volkswelvaart opofferden aan hun persoonlyke belangetjes! Daaronder zyn leden van alle partyen, behoudende, liberale, orthodoxe, katholieke, vrydenkers, en wel is dit 'n reden voor al die heeren om my niet aan 't woord te laten komen. Van hun standpunt hebben ze volkomen gelyk. Als 't Volk my macht gaf, zou ik onverbiddelyk zyn in Recht-doen. Het tuchthuis zou er by te pas komen. Wat thans de kiezery oplevert - en zéér veel verandering zullen de algemeener verkiezingen niet opleveren - is: ‘diefje met diefjesmaat’. De haagsche afmosfeer is verrot. Dit erkende ook Thor-becke. Jammer dat hyzelf zoo weinig toebracht aan de genezing, of liever: niemendal.-

De hartelykheid die in Uw verjaringsgeschenk doorstraalt, noopt my tot 'n opmerking. Ik gis dat sommige meeningen die ik op 't gebied van staat- en staathuishoudkunde meen te moeten voorstaan, de uwen niet zyn. Zonder nu juist te weten of gy Sociaaldemokraten zyt, gis ik toch dat velen uwer de leeringen aankleven van den heer Domela Nieuwenhuis. Ik volstrekt niet! Wel houd ik hem voor 'n braaf, welmeenend, jazelfs edel man, maar 't komt me voor dat z'n stellingen onjuist zyn.


(Om eens één ding te noemen, hy draagt m.i. veel te veel op aan ‘den Staat.’ Ik wil juist dien ‘Staat’ terug brengen tot 'n minimum van bemoeienis. Met onderwys byv. moet die ‘Staat’ [4.] die Staat: oorspr. stond er hy. niets te maken hebben of byna niets. Hierin ben ik - atheïst - nagenoeg 'n geestverwant van den Katholiek Schaepman en den orthodox Keuchenius [6.] Keuchenius: Levinus W.C. Keuchenius (1822-1893), Nederlands jurist en hoog Indisch ambtenaar, in 1866 en 1879 gekozen als lid van de Tweede Kamer, later, in 1888-1890, minister van Koloniën; anti-revolutionair.. Ik vind het bespottelyk dat de heertjes in den Haag zullen bepalen wat en hoe er moet geleeraard worden namens 'n Koning die waarachtig tot zulk werk al heel weinig bevoegd is! [7.] Laatste dertien woorden naderhand toegevoegd.
Vryheid van Onderwys’ behoort de leus te zyn, en ouders behooren 't recht te hebben, hun kinderen te laten onderwyzen door wien ze verkiezen. Over 40, 50 jaar zal men de tegenwoordige ‘Onderwys wetten’ belachelyk en middeleeuwsch vinden.)

Er zyn zeker véél punten waarin ik met U van opvatting verschil, en dit meen ik U te moeten zeggen om de verhouding die my door uw hartelykheid dierbaar geworden is, zuiver te doen blyven. Ik houd veel van Dom.a Nieuwenhuis, en geloof dat hy oprecht is, maar onder de andere radicale hervormers zyn er soms luî die hun meeningen slechts verdedigen om zeker standpunt intenemen, om voorgangertje te spelen, om... iets te zyn. En om tot den schyn daarvan te geraken vleien zy de hartstochten der massa. Den zoogenn stryd tusschen ‘kapitaal’ en ‘arbeid’ erken ik niet. Als beeldspraak laat ik zulke uitdrukkingen gelden, even als men, byv. zegt: ‘de lente verdryft den winter’ maar als grondslag van stipte redeneering en punt van uitgang tot verbeteringen mag men zulke klanken niet gebruiken. De ware Staatkunde bestaat in 't onbevooroordeeld bestudeeren der natuurwetten, en in het toepassen der dáárdoor verkregen kennis. In hoever nu dat toepassen slechts bestaat in: opheffen van belemmering is 'n andere vraag.

Neen, dit is géén vraag. Althans we behoeven 't antwoord niet schuldig te blyven. In verreweg de meeste gevallen zou er verbetering te wachten zyn van intrekking der wet. Een Regeering die jarenlang niets deed dan belemmering opheffen, ook zonder daarvoor iets anders in de plaats te stellen, zou zich zeer verdienstelyk hebben gemaakt. De vracht staatszotternyen die we van vorige geslachten overerfden, is geweldig zwaar. En de z.g.n. staatsluî die thans aan 't hoofd der zaken staan, kunnen zich maar niet begrypen dat men, z'n slaapmuts wegwerpende, daarom geen behoefte heeft aan 'n narrenkap. ‘Er moet toch iets wezen’ zeggen zy by 't vaarwel zeggen van 'n verkeerdheid.

En anderen? Nu ja, er zyn er, die wel den gekskap opzetten, maar daarom geen afscheid nemen van hun dierbare slaapmuts.-

Wel, wel, wat 'n lange brief, niet waar, naar aanleiding van 'n Groninger koek! Zoo gaat het. Eigenlyk houd ik niet van schryven - dit zal U verwonderen, maar 't is de waarheid. Ik timmer liever. Zagen, boren en derg. is m'n liefhebbery - nu, ik houd niet van schryven, en toen ik begon, meende ik de zaak met 'n kort bedankje aftedoen. Maar, getroffen door Uw lieve hartelykheid, ging ik verder en verder, zoodat m'n epistel nu byna zoo groot geworden is als uw koek.

Nog eens vriendelyk dank, beste kerels - ook van m'n vrouw die uw handelwys zoo aandoenlyk vindt, en van mn pleegzoontje (9 jaar) die zich niet onbetuigd laat aan 't verorberen van uw geschenk - hartelyk dank en geloof my

Uw hoogachtende en liefhebbende

DouwesDekker

M'n groet aan allen natuurlyk, maar nu ook in 't byzonder aan den hr Groeneveld. Laat hy niet boos zyn omdat ik niet bedankte voor z'n N.J. groetje. Dat doe ik zelden omdat het zoo koekkoek [5.] koekkoek: kennelijke verschrijving.-éénzang wordt. Ik bedoel: 't bedanken. En... en... en... nogeens: ik heb 'n hekel aan schryven. Van myn part ware 't nooit uitgevonden. De mensheid zou er niet slechter by gevaren zyn. Niet-schryvende menschen blyven natuurlyker, en dáár houd ik van. Neemt m'n stelling dat er veel te bereiken ware door onthouding niet op alsof er niets behoorde gedaan te worden voor den werkman. Maar - om eens iets te noemen - zou 't niet den werkman ten goede zyn gekomen als 't nu aan dien Atjeh-oorlog weggesmeten geld besteed ware aan verbeteringen binnenslands? M.a.w. als men zich van dien oorlog ‘onthouden’ had? Weet ge wie nu met dat geld mooi weer spelen? De Atjehers! Zie 't artikeltje dat ik aan streepte met lett. B.

En 't verlies van dat geld is 't ergste niet. De oorveeg dien we daar kregen is 't begin van 't verliezen der heele bezitting. Dan zal Holland bankroet zyn en gewis zal ook dàt niet voordeelig wezen voor den werkman!