Multatuli.online

22 mei 1884

Brief van Multatuli aan G.L. Funke. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

Bb BW 3115 40.-
DD 6963 200
DD 7003 200- [1.] Bb BW enz: Aantekening van Funke boven de brief, betreffende de nummers van de bankbiljetten ad f 440, die hij Multatuli na ontvangst van deze brief toestuurde.

Nieder Ingelheim 22 Mei 1884

beste Funke, Sedert vele weken had ik U willen schryven, ja voor maanden ook al, maar 't komt er niet toe. De hoofdoorzaak is m'n stemming die zeer verdrietig is. Ook m'n gezondheid - neen, die is over 't algemeen goed, maar telkens neemt het asthma de overhand en dan zit ik te hygen. Met die kwaal kan men zoo byzonder oud worden, zegt men en daarom breng ik haar niet in rekening by 't bespreken van m'n ‘gezondheid’. Toch is ze lastig.

‘Voor maanden’ zei ik. Ja, dat was in de dagen toen Zürcher zich in onaangename omstandigheden bevond. Ik heb hem zoo aangeraden zich met volkomen vertrouwen tot U te wenden. Of hy dit gedaan heeft, weet ik niet. Intusschen kon ik de zaak niet best aanroeren omdat ik - volkomen ingelicht, of althans me dat verbeeldende - vreesde blyk te geven van meer kennis dan me paste. Als hy me had meegedeeld dat hy m'n raad U geheel en al op de hoogte te brengen, had opgevolgd, zou ik er U over geschreven hebben. Op dit oogenblik zal 't wel mosterd na den maaltyd zyn. Sedert lang hoorde ik niets van hem en ik weet niet hoe 't nu met die doornige zaak staat.

Maar dit was niet de reden van m'n zwygen in de laatste weken. Ik voel me zeer gedeprimeerd en kryg letterlyk angst als ik beginnen moet m'n indrukken in woorden te kleeden. 't Is me onmogelyk duidelyk te zyn zonder te vervallen in vervelende uitvoerigheid. Is er ook mogelykheid dat ge dezen zomer hier komt? Dat zou heerlyk zyn. 't Zou my 'n waar genoegen wezen, m'n hart eens uittestorten.

En mag ik voor de f440. - die ge zoo goed waart my jaarlyks toetezeggen op U trekken? [2.] op U trekken: een wissel afgeven, ter betaling door Funke. In weerwil uwer vergunning vind ik 't wat onbescheiden het te doen zonder verlof. Misschien schikt het U beter, 't geld in aanget. brief te zenden. In dat geval verzoek ik U vriendelyk die voor 1 Juni te mogen ontvangen daar ik op dien datum 500 mark + rente over 5500 te betalen heb. O, dat huis!

Die laatste uitroeping begrypt ge zeker verkeerd. t Is net of ik over die woning klaag, omdat ze my komt te staan op die afbetaling. O neen! Men kan zich, vind ik, geen aangenamer verblyf denken. Het huis zelf is ruim, vriendelyk, logeabel - gut, we kunnen wel 6 gasten bergen. Het uitzicht is zelfs voor den Ryn, verrukkelyk schoon. 't Is hier gezond. In één woord, ik zou nooit aangenamer verblyf wenschen. Maar... zoo als altyd: er zyn keerzyden aan de medaille, en zelfs door allerlei samenkomende oorzaken van zooveel belang, dat we pogingen moeten doen hier vandaan te komen. Dit maakt me zenuwachtig. Ik had zoo gehoopt, nooit meer te verhuizen! Wouter's opvoeding eischt 'n andere leiding en omgeving dan 't ellendig nest Ingelheim hem verschaffen kan. (Zelfs Duitsch kan hy hier niet leeren.) Het zou 'n ware misdaad zyn den lieven jongen niet by-tyds anders te fatsoeneeren dan hier de omstandigheden toelaten. Dat is 1. Maar er is meer. In-weerwil van m'n langlevenbelovende kortademigheid denk ik 't niet lang meer te zullen maken. Ik mag Mimi en 't kind hier niet alleen achterlaten. We hebben hier vrienden noch kennissen. Het ras der lieden die deze streken bewonen is daartoe niet zeer geschikt. Positief boos zyn ze niet, maar dom, plat en dor. Hoe dit zy, ze zou by m'n dood hier treurig alleen zitten. En bovendien - ja er zyn nog meer oorzaken die my van hier jagen, d.i. als ik weg kàn. Want om veel redenen is't gaan even moeielyk als 't blyven. Indien we ons plan kunnen uitvoeren, zouden wy naar Holland gaan, misschien naar Utrecht. Daar heeft Mimi 'n zuster, en zeker is er goede gelegenheid voor Wouter's onderwys. 't Kind ontwikkelt zich allerliefst (nu 8½ jaar) en ik vertrouw dat hy na m'n dood 'n ware steun voor Mimi wezen zal, vooral daar hy haar zeer lief heeft. Hy weet nu dat wy zyn ouders niet zyn. 't Kwam tepas hem dit te zeggen, daar hy vroeg of Mimi hem gezoogd had. Het liegen of opzy praten is zoo vermoeiend en stuitend. Bovendien, we vreesden dat hy 't van anderen vernemen zou, daar we hem by de Polizei - op straffe van valschheid in ambtelyke opgaven - als pleegkind en onder z'n waren naam hadden opgegeven. Nu, hy weet het nu. De schok was minder groot dan wy gevreesd hadden. Gelukkig is z'n natuurlyke moeder - die hem verstootte! - overleden. Dit maakt de zaak makkelyker. En - heel vreemd! - naar z'n vader heeft hy niet gevraagd, nòg niet. Dag beste Funke, wees hartelyk van ons gegroet. Wy hopen dat het U en de Uwen goed ga, zoo goed byv. als Uw ‘Nieuws’. Wat hebt ge uitstekende korrespondenten in N. Amerika (twee, niet waar?) en in Engeland. Hebt ge dat stuk over die mishandeling onzer visschers aan den Minister van buitenl. zaken voorgelegd? En aan de Kamers? Niet dat het wat baten zou, o neen. Die Heeren hebben andere dingen te doen dan de wezenlyke. De loop die de publieke zaak neemt, doet me trillen van verontwaardiging. Als ik de pen opvat om dáárover m'n meening te zeggen, maakt de woede my stom. Met scheldwoorden vult [3.] vult: oorspr. stond er maakt. men geen blaadjes kopie, en slechts die dringen zich telkens op den voorgrond. Het binnenhouden is plicht, o ja. Maar 't vervullen van die plicht maakt me stom.

Nog eens adieu en hartelyk gegroet.

Uw

DD

Wat schryft Quintus [4.] Quintus: zie brief van 24 mei 1884 van Funke aan Multatuli. in 't Zondagsblad, goed. Mag ik weten wie hy is? Maar... ten Brink is naar! Toch Professor!