Multatuli.online

21 oktober 1882

Brief van V. Bruinsma aan N. Braunius Oeberius. Dubbel kwarto vel postpapier, waarvan op blz. 3/4 een halve strook in de breedte is weggescheurd. Achterzijde van de brief van 19 oktober. (M.M.)

Waarde Oebé.

Hierbij de geheele bezending in dank terug. Gij hebt in één woord uw meening over de zaak ter neergeschreven (intrigeblijk Versluys & Co.), ik kan dat niet, al is mij naar ik meen alles duidelijk. Dek vraagt zelf en ook gij verzoekt het mij, niet over dit onderwerp aan hem te schrijven. Dus laat ik het. Voor U mijne meening uitvoerig op het papier te zetten zou niet baten omdat dat ééne woord mij doet zien dat gij van het standpunt uitgaat dat Versluys ooit iets anders heeft gewild dan Dekkers waarachtige belangen in alle opzichten te behartigen. Op dat standpunt kan ik mij niet plaatsen.

Het spijt me dat D zelf nu in kennis is gesteld met de woorden uit een brief van Versluys aan mij in zake Tandem omdat wij hebben moeten belooven omgekeerd niets van D's brieven aan Versluys te zeggen. Dat is zeker een weinig verkeerd begrepen. Trouwens van veel gewicht is dat niet.

Maar ik moet nu toch voorstellen dat niet Dek of een ander aan Versluys iets over Tandem schrijft, maar dat ik hem [1.] hem: Versluys. eenvoudig rondweg vraag of hij daar aan gedaan heeft al of niet. Zonder het verzoek van Dek om dat niet te doen, zou ik het al gedaan hebben. Gegroet, ook Ym, mee van Hil

tt

Vitus Br.