Multatuli.online

Vermoedelijk omstreeks 15 juli 1882

Brief van H. Oosterling aan V. Bruinsma. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

Den Weledelen Zeergeleerden Heer Dr Vitus Bruinsma

te Leeuwarden

Weledele Heer!

Eerst wenschte ik te weten, hoe ik over mijn tijd beschikken kon, vóór ik U ging schrijven. Ik wachtte op een bericht omtrent een examen. Had ik geweten, dat dat wachten zoolang moest duren, dan had ik U terstond teruggeschreven, om U te melden hoe aangenaam Uw schrijven mij aandeed. Dat mij daar een vriendenhand wordt aangeboden, om mijn denkbeelden en gevoelens - dat is voor mij waarlijk geen gewone zaak en wordt daardoor dan ook te hooger gewaardeerd.

Mijn schrijven was eigenlijk gevolg van eene opwelling, die hoofdzakelijk, zoo niet geheel, voortkwam uit behoefte, om wat hart voor Multatuli te voegen bij mijn bijdrage. Aan dergelijke opwellingen gehoor te geven heb ik al vrij wat verleerd: gewoonlijk vindt men het zoo ‘vreemd’. Dat ik het tegenover U deed bewijst, dat ik van U wat anders verwachtte. Dat mijn schrijven door U gewaardeerd werd, daaraan heb ik geen oogenblik getwijfeld - doch dat ik zoo'n hartelijk antwoord terug zou krijgen, dat had ik niet verwacht. Het werkte op mij als een zonnestraaltje. Ik wil dan ook niet spreken van de eer, die er voor mij in ligt door iemand als U uitgenoodigd te worden: Uwe uitnoodiging draagt te zeer den stempel van hartelijkheid en welgemeendheid. Daarvoor ben ik zeer gevoelig en ik begrijp, dat Ge niet slechts een ‘zeergeleerde’ Dr zijt, maar ook een edel hart hebt. Vriendschap uit geestverwantschap heb ik altijd sterk verlangd en toch weinig gevonden!

En toch - begrijp eens! - toch heb ik haast plan gehad niet aan Uwe uitnoodiging te voldoen! De vrees bekroop mij, dat de kennismaking U zou tegenvallen. Ik ben eigenlijk geen man voor bezoeken: wat timide, wat linksch, kortom, wat ‘een boer’ zou men in stad zeggen. Afkomstig uit de arbeidersstand, altijd als Fancy ‘slecht behuisd’ - ben ik allicht heel ànders dan Gij U voorstelt. Onderwijs heb ik vroeger niet veel gehad: ik heb mij zelf moeten helpen en dan had ik vaak geen geld voor de noodige boeken. Ik heb in mijn schrijven geloof ik van Shakespeare & Byron gesproken - och, vreemde talen ken ik niet - maar ik heb altijd trek gehad om mij te laven met wat groots en zoo behelp ik mij met vertalingen.

Ik voel mij wat vreemd te midden mijner medemenschen, niet te midden mijner leerlingen - bij kinderen gevoel ik mij thuis. Overigens leef ik wel wat kluizenaarachtig. Ik ben heel en al niet een aardig mensch. Voeg daarbij nog, dat ik wat pessimist ben - dat ik vrij wat sociaal-democratische, ja misschien wel ietwat communistische sympathiën koester: dus ik ben werkelijk een onaangenaam mensch in deze brave maatschappij. Dus waarschuw ik U vooraf. Misschien is 't voor U zoo erg niet - en ik voeg er tot Uwe geruststelling nog bij, dat mijn communisme niet voortkomt uit ontevredenheid met mijn eigen deel: van het stof-felijk kapitaal krijg ik ruim voldoende en wat 't geestelijk kapitaal betreft, daarin gevoel ik mij soms aristokraat. Wel golft er soms ontevredenheid door mijn ziel, als ik een betere atmosfeer verlang en gevoel hoe fancy bij mij gaat dalen tot fancy. Mijne leerlingen houden zeer veel van mij en in school is een vrije, vroolijke toon!

Durft Ge, na dit gehoord te hebben, Uwe uitnoodiging herhalen - nu ja, dat doet Ge natuurlijk - en ik reken er ook op. Laten we echter niet een geheelen dag rekenen; een voormiddag (van 's morgens 9 à 10 uur, dan kan ik met 't middagspoor teruggaan) of een namiddag (als Ge niet zeer laat dineert, kan ik na die tijd komen en tot 8 uur blijven). Wat de dagen betreft, de beide eerste weken van Aug. heb ik vacantie; dan past 't mij alle dagen wel. Voegt het U beter eerder, dan in deze maand maar, doch dan liefst op een Zaterdag; omdat ik dan maar één schoolles heb, waarvan ik voor een keer ook wel vrij kan.

Dus verwacht ik van U opgave van dag en uur. Want ik moet gerust wezen, dat het U goed voegt - en ik reken er op, dat er geen ander gezelschap is; tegenover U zal ik mij wel thuis gevoelen, tegenover anderen allicht niet.

Met vriendschappelijke gevoelens

Uw Dv.Dn.

H. Oosterling.

P.S. Getrouwd ben ik geweest, m'n vrouw is haast al drie jaar dood. Ik heb drie kinderen.-