Multatuli.online

20 mei 1882

Artikel van T.H. de Beer in De Portefeuille, no. 8. (Knipsel M.M.)

‘Vrije arbeid.’

Multatuli heeft er heel wat om te lijden gehad, dat hij durfde beweren, dat het publiek niet lezen kon en toch inderdaad de eindelooze ‘kwebbelarijen’ (s.v.v.) [1.] sit verbo venia: men moge mij dat woord vergeven (lat.) waarmede tal van dag- en weekbladen telkens genoodzaakt zijn, overtolligen voorraad kolumvulling te maken, bewijzen, hoe juist de geestige en scherpzinnige Ideën-schrijver het publiek beoordeeld heeft. Bij de voorgenomen hulde aan Multatuli hebben wij hem niets dan lof gebracht, toch hebben enkele onderteekenaars der circulaire, die op een straal of wat van Multatulis aureool hadden gerekend, ons zeer kwalijk genomen, dat we hun wijze van streven afkeurden. Toen voor eenige jaren tot tweemaal toe een warme hulde aan Multatuli gebracht werd, hebben noch Mr. Van Hall, noch Aart Admiraal zooveel drukte daarover gemaakt en de zaak is tot stand gekomen; het vorstelijk geschenk van een villa te Nieder Ingelheim werd zelfs nauwelijks bekend, toen het reeds aangeboden was; - hoe het zij, hier sta nog eenmaal de verklaring, dat wij Multatuli onze warme hulde brengen als dichter en als bestrijder van maatschappelijke vooroordeelen, in welke andere opzichten hij hulde verdient, worde beoordeeld door hen, die de geheime geschiedenis onzer Indische politiek kennen en die dus weten, waarom de regeering nà de uitgave van den Max Havelaar niet hervormde en niet aanklaagde - een van beide moest ze toch gedaan hebben.

Dat Multatuli, die zooveel strijdbaars schreef, meer dan iemand last had van menschen, die niet lezen kunnen, is verklaarbaar; maar grievender nog, dat men hem niet noemt, daar waar men hem besteelt. Men ontsteelt hem den Max Havelaar door het grootste gedeelte geheel of gedeeltelijk vertaald te laten overdrukken, en het onder den titel Felix Batel ou la Hollande à Java als Franschen (en kwalijk verkoopbaren) roman in de wereld te zenden, en heeft de brutaliteit de buffelgeschiedenis met Multatuli's eigen woorden te verhalen en er bij te voegen ‘waarover ook iets voorkomt in zeker werk Max Havelaar.’ Het heeft ons goed gedaan Multatuli dat nogmaals openlijk te zien verklaren in den tweeden druk van Nog-eens vrije-arbeid in Nederlandsch-Indië door den auteur met zijne gewone nauwgezetheid herzien. In neem de vrijheid, ‘ten spijt van hen, die 't leed doet,’ dit boek om verschillende redenen een zeer belangrijk werk te noemen èn voor de juiste beoordeeling van Multatuli èn ter verdediging van ons standpunt bij de ontworpen ‘hulde aan Multatuli’ ingenomen, waarover onverklaarbaar genoeg (misschien) het grootste dagblad van Nederland - zoover we weten - een plechtig stilzwijgen bleef bewaren. Het werk is te belangrijker, omdat het juist verschijnt op een oogenblik, nu niet partijvastheid of esprit de corps [2.] esprit de corps: saamhorigheidszin (fr.) of public spirit [3.] public spirit: gezindheid vóór de openbare zaak (eng.), maar wel partijdigheid en finantiëel partijbelang steeds meer en meer het regeeren onmogelijk maken, en niet het welzijn des lands, maar wel de macht van enkele bevoorrechten in den lande, de reden is, waarom regeering en volksvertegenwoordi-gers niet regeeren, te zeer beziggehouden door particuliere spiegelgevechten; in een tijd, waar elke gelegenheid wordt gebruikt, bij wijze van demonstratie, dat is om te demonstreeren, dat particulier belang verreweg geldt boven 't algemeen belang; in een tijd, waarin met verkrachting der Staatswet, candidaten voor de tweede kamer worden aanbevolen, niet omdat ze als onpartijdige eerlijke mannen de belangen des lands zullen voorstaan, maar omdat ze de zekerheid geven, dat ze vóor of tegen deze of gene spoorlijn, deze of gene onteigening, dit of dat kanaal zullen stemmen. Een breede schaar beroept zich dan, wat Nederlandsch liberalisme aangaat op Multatuli... die op bl. 9 van bovengenoemd boek verklaart ‘Het Behoud kan my niet oproepen, wyl ik niet tot het Behoud behoor. De nederlandsche Liberalen hebben geen recht op my, omdat ik... inderdaad liberaal ben.’ Ze beroepen zich voor onze koloniale staatkunde op den Max Havelaar, waarvan Multatuli op bl. 28 getuigt: ‘Uit eenige byzaken in den Havelaar meende men te mogen opmaken dat ik de natuurlyke vyand wezen zou van zulk een minister, de bondgenoot der party die zich “liberaal” noemt.’

‘Welnu, ik ben zeer, zéér liberaal. Myn liberaal gemoed kantte er zich tegen aan, gebruikt te worden in een stryd die de myne niet was.’

‘De Havelaar had geen staatkundige strekking.’

Die dat lezende nog niet verstaan, wat de schrijver wil, behooren zeker tot de allerminst ontwikkelden.

Wellicht hebben wij ons een idealen Multatuli gevormd uit de Ideën en den Max Havelaar, gelijk we ons een idealen Carlyle [4.] Carlyle: Thomas Carlyle (1795-1881), schots historicus en auteur van On heroes, hero-worship and heroic in history (1840). vormden uit Hero-worship, maar blijkbaar hebben wij den schrijver beoordeeld in den geest, waarin hij zelf wenscht beoordeeld te worden.

T.H. De Beer.