Multatuli.online

19 februari 1882

Brief van Mimi aan mevr. C. Bremer-Snelleman. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-3 en 4(⅔) beschreven. (M.M.)

Nieder-ingelh. 19 febr. 82

Lieve Mevrouw. Albert woont met Marie rue des foulons 5. Niet ver van de gare du midi. En onze naam is Hamminck Schepel. Ik vind het hef van U hen eens te willen opzoeken. Ik houd heel veel van Al, - dek zegt dat ik zoo familie zwak ben. Nu ja, de gemeenschappelyke herinneringen doen by my veel af en dan men bezit zoo het fond van zyn broers en zusters! Albert is een timide natuur. hy heeft iets zwaar op de hands, maar als hy zich thuis voelt kan hy heel geestig zyn en met marie kan hy zoo kluchtig speelsch omspringen dat ik er schik in gehad heb. Overigens betreur ik hun verhouding zeer! Marie is een goed kind. maar - Nu ja! Ze heeft nog niet eens een dragelyke stem om een liedje te zingen, terwyl Al zoo dweept met huisselyke eenvoudige muziek ‘De liefde maakt de menschen dom zoo dom zoo dom, myn hart slaat bom bom bom.’ zong hy toen-i een jongen was. ik heb 't nooit gezien zooals aan hem! Alles is er tègen, maar hy heeft zyn woord gegeven, Marie zal hem niet vrywillig loslaten - en - als h\`y brak zou hy misschien later berouw hebben, of wroeging door aan haar te denken - enfin het ligt er nu eenmaal toe. Marie verzwaart zyn positie die toch al niet makkelyk was, zeer. en van zoo'n liefde die gaarne offert verwacht ik niets by haar. - Albert ziet er zeer tegen op Marie mee naar Holl. te nemen, daarom heeft hy er volstrekt niet aan gedacht daar naar leeraarsbetrekkingen te soliciteeren [1.] Kennelijke verschrijving.. Maar nu andere plannen mislukt zyn, heb ik hem toch aangeraden dat te doen. Het bezwaar Marie als zyn vrouw mee nr Holl. te nemen komt me toch kleiner voor dan het bezwaar - geen inkomen te hebben. Van den hoogen boom leven duurt zoo heel lang niet. Enfin, Al is niets geheimzinniger met zyn positie - u zult daarvan wel wat te hooren krygen. De arme jongen. Zyn gezondheid is ook niet extra. Zyn lever belet hem aan Indie te denken. In Marie hebben we de 4, 5 maanden dat ze hier was allerlei goede eigenschappen ontdekt die we juist by haar niet verwacht hadden. ik heb ook wel een beetje hart voor haar. (als ze Albert maar niet als een strop om den hals hing!) maar dek kennen of kwestie van vertrouwelykheid van zyn kant was er nooit. Toch spyt het me als ik zoo half en half kwaad van haar spreek. O, maar wat zullen die twee U een boekje open doen van Wou! Marie had niets geen slag met het kind om te gaan en deed altyd maar zyn zin. Wou maakte daar hoe langer hoe meer misbruik van. En hy is er eentje. Al sprong heel aardig met hem om, en hield er de tucht onder - maar hy vond het kind lastig, en ongewoonte om met kinderen omtegaan en ik denk ook zyn slechte gezondheid hinderen hem in 't besef hoe heerlyk de dartele levenslust van zoo'n naar geest en lichaam ontwikkelend menschje is. - Toen ik van morgen uw brief kreeg en zei van Mevr. Bremer. ‘O, maak open ma! gauw, weetje ma, ik wil zien of er wat voor my in is!’ Zoo is hy al verwend. en werkelyk daar vielen de schaapjes uit uw brief! Wou heeft me nu een roosje gegeven dat ik in dezen moet insluiten. want hy wilde u ook zoo graag eens wat zenden.