Multatuli.online

12 februari 1882

Brief van J.H. Geraets Jr. aan V. Bruinsma. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-3 en 4(⅔) beschreven. (M.M.)

Velsen, 12 Februari 1882

Weledel Zeer Geleerde Heer!

Deze letteren zijn een gevolg van Uw schrijven in ‘de Amsterdammer’ No 242. Met U zou ik het wenschelijk achten, dat de Heer E. Douwes Dekker nog vóór zijn dood het aangenaam gevoel smaakte van erkenning, en ontheven werd van de pijnlijke noodzakelijkheid om te spreken en te schrijven uit nood. Een algemeene sympathie voor 's mans werken en streven kan er nog niet zijn, 't zou in strijd wezen met de wetten der natuur haar spoedig te verwachten zelfs. Wanneer zal niet het Nederlandsche volk, maar wanneer zullen alle volken in waarheid vrij, en dus matig, plichtsbetrachtend en gelukkig zijn?

Kunnen we ons verzekerd houden, dat we die dagen niet zullen beleven, aangenaam is 't toch hunne komst te helpen verhaasten. We zouden meer vorderingen maken, wanneer er maar meer menschen van karakter waren. Zie, er zijn ontwikkelden en welvarenden genoeg, maar 't aantal van dezen, die karakter hebben, is gering. Gemakzucht, menschenvrees of baatzucht beletten hen rond voor hunne meening uittekomen en dien steun te verleenen, welken ze toch nog zonder schade voor hunne beurs zouden kunnen geven.

Schrijft U: ‘Ik ben niet degene van wien iets meer dan een klein stootje kan uitgaan’, dan moet ik U mededeelen, dat mijne positie nog minder kans op slagen biedt. Ik ben onderwijzer aan de openbare school alhier. Toch meen ik in den geest van ware philantropen, van waarachtige menschenvrienden werkzaam te zijn. Met dat doel richtte ik een leesgezelschap op, waarin alleen boeken circuleeren, welke onmogelijk de onkunde kunnen stijven; daartoe verspreidde ik Uw boek over de kwakzalverij, en had verleden week nog de verrassing, dat een smid mij juist om dat boek liet vragen; bezorgde ik ondanks veel tegenwerking toch Multatuli eene lezing alhier, wat te meer waarde heeft, omdat Velsen eeuwen lang onder den invloed van adel en geestelijkheid heeft gestaan.

Veel vermag ik echter niet en menigmaal heb ik gewenscht eens een anderen wachtpost te mogen betrekken. Zonder verandering te strijden, onophoudelijk in eene omgeving te zijn, die niet sterkt, niet begeestert is vermoeiend en - dacht ik vaak - misschien zou een ander geschikter zijn en daardoor meer nut doen.

Om een' milderen geest reeds op de scholen te brengen gaf ik èn in 1875 en in 1881 leesboekjes uit, doch vele onderwijzers schijnen zelf te bekrompen en durven ze niet op de school te gebruiken. Enkelen doen het.

Mij bemoedigt steeds een schrijven als het Uwe. Elders arbeidt en strijdt men ook, en al komt dan ook hier geen beweging in de logge massa, wendt zich hier het volk nog maar steeds van hen af, die het het meest op prijs moest stellen, de overwinningen daar zullen ook hier eindelijk haren invloed doen gevoelen. Deze gedachte schenkt èn moed èn geduld.

Ik zal U niet langer ophouden, maar wensch U alleen nog de verzekering te geven, dat U meer instemming vindt, dan U zelf vermoedt. De meesten echter zullen U daarvan geen kennis geven; och, de wet der inertie werkt ook op onstoffelijk gebied.

Ontvang met de betuiging mijner hoogachting den wensch, dat U mag slagen en nog vele jaren arbeiden aan 't geluk Uwer medemenschen.

Ik heb de eer mij te noemen

Weledel Zeer Geleerde Heer!

Uwen dw. dn.

J Geraets Jr

Hoofd der school te Velsen

(Noord-Holl.)