Multatuli.online

Het jaar 1882
tot de verschijning van de circulaire ‘Landgenoten’

De eerste twee en een halve maand van 1882 staan goeddeels in het teken van de koortsachtige bedrijvigheid die op 15 maart zal leiden tot de verspreiding van de ‘Huldeblijk’-circulaire. Daarmee beogen de organisatoren een definitieve oplossing voor Multatuli's geldzorgen.

Dekker zelf had dadelijk de krachtige steun voor het Havelaar-standpunt onderkend, die besloten lag in Perelaers publikatie van 25 december 1881. Mede op instigatie van ‘de held van Lebak’ zelf ontstaat er dan een landelijk élan om hem na een kwart eeuw recht te doen. Willem Paap neemt de veeleisende taak op zich Multatuli taktvol te peilen en op de hoogte te houden; de eerste verwijzing naar ‘het plan’ vinden we al in een brief van 2 januari. In Amsterdam formeert zich dan de ‘voorloopige Multatuli-Commissie’ van acht man (Van der Goes, Roessingh van Iterson, Korteweg, Paap, Versluys, de Vos, Bouberg Wilson en Zürcher), die op 23 januari gereed is met de koncept-tekst voor een circulaire (van de hand van Iterson); deze wordt in proefdruk aan Multatuli ter goedkeuring toegezonden. De schrijver reageert ‘innig geroerd van dankbaarheid’ (6 februari); wel toont Multatuli zich bij herhaling - vooral in brieven aan Paap - bezorgd dat het huldeblijk niet zal opbrengen wat de Commissie ervan verwacht. In dat geval zou hij erop achteruit gaan, omdat de vijand dan zal zien ‘hoe zwak zijn troepen zijn’ en omdat de eisers van ‘schulden die nu rusten’ zich als gieren op hem zullen storten, zodra zij uit de publiciteit vernemen dat hij weer over geld beschikt (brief van 3 maart).

Intussen kost het - onder het bewaren van uiterste diskretie - bijna twee maanden om veertig à zestig ‘flinke namen’ ter aanbeveling onder de wervende tekst te verzamelen.

Het worden er tenslotte 71, een representatieve afspiegeling van het artistieke en intellektuele netwerk der toenmalige sympathi-santen. Op zaterdag 11 maart vergaderen de ondertekenaars (van wie er dertig zijn opgekomen) om 3 uur 's middags in hotel Krasnapolsky, overigens tegen de wens van Multatuli die van zo'n bijeenkomst vreesde dat zij alleen maar tot het opwerpen van nutteloze bezwaren zou leiden. Hij waarschuwt: als er een vergadering was belegd over het voornemen van Van Speyk om zijn schip op te blazen, dan was er nooit iets van gekomen.

Maar de vergadering verloopt zonder incidenten. Alle ondertekenaars krijgen dertig exemplaren van de circulaire, bedoeld om ze in de eigen kennissenkring te verspreiden, vergezeld van een persoonlijke aansporing per brief of briefkaart. Op dat moment rekent men op een opbrengst van ongeveer f 30.000,- een bedrag dat met een half miljoen in hedendaagse valuta vergeleken kan worden.

Dwars door deze ontwikkelingen heen loopt het initiatief van Vitus Bruinsma in Leeuwarden, die weliswaar de circulaire tenslotte medeondertekent, maar aanvankelijk tegen de geldinzameling gekant is op grond van zijn ervaring met Multatuli's lichtgeraaktheid op dit punt, en tevens omdat hij de voorkeur geeft aan een aktie die zou moeten leiden tot eerherstel: de regering zou eindelijk recht moeten doen. Perelaer en de oud-militair C.J.H. van den Broek zijn het met deze zienswijze eens en de laatste bereidt mede daarom een brochure over de aktuele noodtoestand in Bantam voor. Op dit punt voelt de hoogleraar Korteweg enige akademische scrupules. Hij laat zich door Van den Broek zorgvuldig voorlichten over de vraag of de huidige epidemie in Bantam wel rechtstreeks toegeschreven kan worden aan het slechte bestuursstelsel. Zijn korrespondent stelt hem per brief van 16 februari in zoverre gerust dat naar zijn mening alle nood op Java kan worden teruggevoerd op de koloniale uitbuiting. Bruinsma plaatst op eigen initiatief twee keer een oproep in De Amsterdammer (op 29 januari en 12 februari) waarin hij met name het ‘jonge Holland’ dat nu voor het eerst de Havelaar leest, aanspoort zich te melden indien men voorstander is van rechtsherstel voor Multatuli.

Bij het centraal comité ontstaat enige bezorgdheid dat beide akties elkaar in de wielen zullen rijden: wanneer men zich bij Bruinsma meldt als aanhanger van de gedachte dat de overheid alsnog Ha-velaar dient te pensioneren, zal men zich niet meer geroepen voelen daartoe zelf financieel bij te dragen.

Inderdaad is de respons op Bruinsma's oproep aanzienlijk: op 11 maart heeft hij al 66 aanmeldingen ontvangen waaronder bv. de ontroerende adhesiebetuiging van een jonge student (P.F. Abell) die de opleiding tot bestuursambtenaar in de Oost volgt en zich voorneemt in Havelaars voetsporen te treden. Op grond van die respons ontvangt Bruinsma een paar dagen later honderd (!) exemplaren van de circulaire; zo verenigen beide akties zich tenslotte in één bedding.

Over de gebeurtenissen thuis in Ingelheim worden we in deze periode opmerkelijk gedetailleerd op de hoogte gehouden door brieven van Mimi aan vriendinnen (1 januari aan mevrouw De Haas en 13 februari aan mevrouw Bremer). Er blijkt bv. uit dat de kleine Wouter sinds augustus 1881 - vijf en een halfjaar oud - dagelijks een half uur door Mimi wordt onderwezen in lezen en schrijven, gevolgd door tien minuten muziekles aan de piano. Later zullen er dan ook problemen met het gemeentebestuur rijzen, omdat Dekker de jongen niet naar school wil sturen. Op 9 februari schrijft Multatuli zelf in een brief aan ‘de Hazen’ over het opgroeien van zijn geliefde pleegzoon, gekompleteerd met een reeks ontroerende anekdotes.

Ook blijken er weer pogingen door Bassani (Nonni's man) te zijn ondernomen om tot een betere verstandhouding te komen, maar Mimi heeft een brief aan Nonni moeten schrijven om duidelijk te maken dat haar vader definitief met haar breekt; ‘Hy kan geen lauwe vriendschapsbanden onderhouden met zyn kind’ is haar formulering.

In januari duikt ook de vrees voor kanker weer op ten gevolge van een gezwelletje; pas als vier duitse dokters onafhankelijk van elkaar verklaard hebben dat het geen kanker kan zijn, laat Multatuli zich schoorvoetend overtuigen. Mevrouw Bremer krijgt ook allerhande bijzonderheden over het dagelijks leven in huize Auf der Steig te horen: de avond plegen de echtelieden b.v. elk op hun eigen werkkamer door te brengen; ook over broer Albert en zijn verloofde Marie verschaft Mimi pikante bijzonderheden.

Uit deze maanden zijn eveneens twee franse brieven van Edu bewaard gebleven waarin hij blijkt te streven naar een vast ita-liaans korrespondentschap bij een krant in Nederland. Hij is er zich zeer van bewust dat ‘correspondances, signées de mon nom’ wel eens echte publiekstrekkers konden zijn. En bij voorbaat verklaart hij zich in een postscriptum bereid zich aan te passen bij de politieke kleur van de toekomstige werkgever. Zijn naam mag dan dezelfde zijn, qua mentaliteit verschilt hij blijkbaar nogal van zijn beroemde vader.

Behalve het voornemen om te werken aan een nieuwe bundel Ideën en het voltooien van Woutertje Pieterse oppert Multatuli jegens Waltman opnieuw het plan de politieke stukken te verzamelen in een bundel ‘Polemiek’. De schrijver is bereid daartoe zelf eventueel de rechten terug te kopen van Elsevier en/of Muusses. In februari is Dekker overigens druk doende met het korrigeren van de vellen voor de tweede druk van Nog eens Vrije Arbeid, die ‘door den auteur herzien’ zal verschijnen bij Muusses. Blijkbaar ter voorbereiding van die nieuwe Ideën houdt de schrijver zich intensief met Goethe bezig. De afkeer die met name diens Dichtung und Wahrheit bij hem oproept wordt alvast verwoord in een uitvoerige brief aan Bremer (van 27 februari).

De verjaardag wordt in alle rust gevierd onder meer met een eigenhandig geschreven vers van Wouter; het is de eerste keer dat deze zich rechtstreeks tot zijn vader richt en niet door een briefje aan Mimi te dikteren. De woordkeus doet overigens vermoeden dat dit keer de rollen zijn omgedraaid. Belangwekkende dokumenten uit deze korte periode zijn tenslotte een brief van Multatuli aan Paap (van 2 januari) waarvan - als grote uitzondering - een kladversie bewaard is gebleven. Heel instruktief is het, nu te kunnen nagaan hoe zorgvuldig er geschaafd is aan de formulering van Multatuli's standpunt inzake een konflikt tussen Paap en de Spektator-redaktie.

Merkwaardig is ook de adhesie-betuiging die Multatuli op 6 maart van de remonstrantse dominee P.H. Ritter ontvangt. Veel heeft deze naar hij zegt aan Multatuli's werk te danken en: ook u zal men pas na uw dood waarderen, hetzelfde lot kortom dat Jezus trof ‘dien men eerst vastspijkerde en toen vergoodde’. Multatuliaanser had Dekker het zelf niet kunnen formuleren.

HvdB.