Multatuli.online

13 september 1881

Brief van Multatuli aan M.J. de Witt Hamer. Een dubbel en een enkel velletje postpapier, waarvan blz. 1-5 en 6(½) beschreven. (M.M.)

Nieder Ingelheim 13 Septr 1881

Waarde De Witt Hamer! Uw brief met de vriendelyke bydrage voor Tandem deed my aan. En die aandoening was gemengd. Vooreerst dankbaarheid voor 't welwillende Uwer handeling, en dan: verrassing! Gut, ik wist niets van Uw huwelyk! Jammer (voor my, wel te verstaan) dat ge niet in de gelegenheid waart ons hier te komen bezoeken! Ja, om de waarheid te zeggen, ook wel 'n beetje voor U en Uw vrouw. Ik geloof te mogen zeggen dat het U genoegen zou hebben gedaan hier geweest te zijn. 't Is wat gek al te lang vooruit iets te bepalen, maar als 't U schikt in 1882 eens uittevliegen, verzuim dan N. Ingelheim niet. Het dorp is een nest, o ja, maar we hebben hier een aardige woning.

Heel gaarne had ik eens ànders met U gesproken dan my te midden van die parforce [1.] parforce: noodgedwongen (fr.) voordrachten mogelyk is. Vooral met het oog op de z.g. ‘sociale kwestien’. Is die laatste ‘n’ overbodig? Bestaat er du temps qui court [2.] du temps qui court: vandaag de dag (fr.), maar één kwestie? Of... doen wy de zaak te veel eer aan door haar de kwestie te noemen. Nu, ik bedoel de vraagstukken die dagelyks worden opgeworpen over den toestand van den werkman, over de verhouding van kapitaal tot arbeid e.d. Over die dingen en wat daarmee samenhangt, had ik U veel vragen te doen. Zeker zou ik U menigmaal in verbazing brengen door de primitiviteit myner bedenkingen. Ik erken dat ik naar primitiviteit van opvatting streef, en vraag dikwyls naar iets dat door velen als sedert lang [3.] lang: oorspr. stond er langer. volkomen beantwoord wordt beschouwd. E.g. [4.] E.g.: exempli gratia, bijvoorbeeld (lat.) ‘waartoe dient St. h.h. kunde?’ [5.] St. h.h. kunde: staathuishoudkunde, economie.


('t Spreekt vanzelf dat ik St.h.h.k. hier niet neem in letterlyke beteekenis. Het nut der kunde van de Staatshuishouding voor iemand die inderdaad t huishouden van den staat te besturen heeft, ligt voor de hand. Maar die kunde en dat nut bepaalt zich dan ook tot dàt huishoudentje. ‘Tje’ in vergelyking van den nationalen rykdom. Naar myn inzien verwart men gewoonlyk [6.] gewoonlyk: oorspr. stond er te vaak. die beide begrippen. Om te doen in 't oog vallen wat ik bedoel, verzoek ik U, elke stelling aangaande nationale welvaart te doen volgen door den eisch: codificeer! Zoodra aan dezen eisch niet kan voldaan worden, houd ik de stelling uit 'n politiek (regeerings) oogpunt voor oiseus [7.] oiseus: van oiseux, nutteloos (fr.). M.a.w. er zyn zeer veel economische waarheden die niet politisch kunnen worden toegepast, omdat die toepassing in stryd wezen zou met het ‘laisser faire [8.] laissez faire: niet ingrijpen (fr.)’ dat - voor liberalen althans - 'n beginsel is. Behouders hebben hierin veel voor. Zy mogen behoudens consequentie dwingen tot het vermeend-goede.
‘Vermeerdering van nationalen rykdom wordt verkregen door verbetering van akkerbouw.’
Codificeer!
‘Art 1... te gelasten dat de akkerbouw zal verbeterd worden.’ q.a.
&c &c &c -

De eisch: codificeer! is dikwyls van groot nut. Ik heb hem nog onlangs gebruikt tegen iemand die 't schande vond dat de regeering het vervaardigen van op bankpapier gelykende adreskaarten of sigarenbons &c, niet met straf bedreigde. En, by 't lezen van min of meer socialistisch klinkende stellingen bevind ik er my wèl by, om redactie van de wet te verzoeken, waardoor 't beoogde doel zou bereikt worden. -

Over 't geheel zou ik me innig gaarne met zaken als de hier bedoelde bemoeien, wanneer niet... (nu dàt staks!

Ja, graag zou ik zeer uitsluitend my toeleggen op 't behandelen en zoo mogelyk doorgronden van de ‘Sociale Kwestie’ vooral ook omdat de slotsom, al bleek zy te bestaan in onthouding, in niets doen, reeds daarom 'n winst wezen zou wyl men dan z'n inspanning zou kunnen toepassen op wat anders. En 't is de vraag of 'n volslagen niets doen van Regeeringswege de eisch wezen zou!

Maar ik heb redenen die my lust en moed benemen my te uiten. Sedert jaren bleek my hoe nagenoeg alles wat pen voert en mond roert, my doodzwygt. Ik begryp de oorzaak van die samenspanning - zoo moet ik 't wel noemen - maar niet begryp ik dat lezers en hoorders (de leeken) daarmee by voortduring genoegen nemen, zy die m'n werken koopen. Hoe dit zy, die lauwheid ontneemt my den lust, maakt me stom. En myn klacht daarover wordt verdraaid, en opgevat alsof 't my om toejuiching te doen was. O neen, maar om t besef dat ik verstaan word. Ik houd waarlyk niet van publiekerigheid. Op m'n 40e jaar trad ik door nood geperst als schryver op. Wie lust heeft in aan den weg timmeren begint vroeger! En ook m'n voordrachten zou ik waarlyk niet houden als ik ze niet noodig had om in 't leven te blyven. Het is alzoo niet de begeerte om genoemd en geroemd te worden - uitgescholden soms! - die my tot klagen over dat doodzwygen dringt. -

Uw huwelyk moet 'n eind gemaakt hebben aan veel verdriet! Doe myn vriendelyke groeten aan Uw echtgenoot. Kent ze my? Och, waarom niet te N. Ingelheim gekomen? Ik heb zulke aangename herinneringen aan U. M'n gezondheid is redelyk, op wat aamborstigheid na. Ze zeggen dat de lucht hier gezond is, en misschien doet me dit langer leven dan me eigenlyk aangenaam is. Ik heb veel verdriet en moet me methodisch inspannen om dat te overwinnen. Het best is wiskunde. Sedert?? jaren ben ik bezig met 'n nieuwe manier van driehoeksmeting. Ze moet er zyn, maar tot nog toe ben ik er niet in geslaagd haar te vinden. Misschien laat O.L.H. me daarin niet slagen, omdat het zoeken me staande houdt. Zoo zeggen de vromen. Ik zeg dat ZE. met minder moeite my de grieven kon bespaard hebben waarvoor ik die genezende zalf noodig heb. Maar dit behoort tot de soort van dingen welke niet te begrypen onze plicht is. Ook is onze plicht beter hollandsch te schryven dan ik daar deed. In godsnaam. Van myn part waren Cadmus [9.] Cadmus: de mythische stichter en koning van Thebe die de Phoenicische lettertekens zou hebben uitgevonden. en L. Koster of Guttenberg ongeboren gebleven. A quoi bon [10.] à quoi bon: waar dient het toe? (fr.), dat geschryf?

‘Wel, schei dan uit!’ Goed, en wees hartelyk gegroet van

tt

DouwesDekker

Als m'n zinnen hier of daar niet rondloopen, maak ze maar in orde. Ik weet dat ik soms woorden oversla.