Multatuli.online

28 november 1879

Brief van Multatuli aan G.L. Funke. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-2 en 3 (⅚) beschreven. (M.M.)

Geisenheim, 28 Novr 1879

beste Funke! Ik ontvang daar 'n briefkaart waarin een uwer bedienden my p.o. vraagt of ik bundel VII Ideen ontvangen heb. Zachter kondet ge my niet berispen over myn zwygen. Neen, dien bundel heb ik niet ontvangen. Wel, 6 Vorstenschool en Busken Huet, Litterarische Fantasien, 5 deel. Dank voor dat alles, maar dit is de vraag niet. De vraag is waarom ge niets van my vernaamt. Ik voel zelf dat dit ellendig is, en de oorzaak is ook ellendig. Ik ben als suf en loop te mymeren, en kan me by niets bepalen, en als ik dan eens dáárdoor begonnen heb, noodzakelyk werk uittestellen, komt er later de schaamte by. Mimi die me trouw verzorgt, wat geen gemakkelyke taak is, doet al 't mogelyke om my opteknappen en ikzelf ook. Ik lees veel en verdiep me in 't onderwerp zoo dat ik alle andere dingen vergeet, en dan merk ik later dat ook 't gelezenen en bestudeerde me weer ontsnapt is. M'n onzekerheid over de kanker in de borst duurt altyd voort. De symptomen kloppen niet met wat ik er van lees in de gen. [1.] 1. gen.: geneeskundige. werken die ik raadpleeg. Ook de Dr hier zegt dat het niets is. Maar dit neemt niet weg dat de zaak voortduurt. Op 't oogenblik is er geen opening of vloeiing, maar er is alweer 'n knobbel in aantocht. Dit is nu al van (ik meen) Juli of Juni af. Toch is dit byzaak want, kanker of niet, ik zal 't toch niet lang meer maken. Mies zegt dat ik uit moet gaan. Ik zal 't doen. Nu ik dit kleine briefje geschreven heb, zal ik zeker weer durven schryven. Als 'n marteling zie ik op tegen 't beginnen van 'n brief. Gy zyt de eenige niet die niet weet wat hy aan me heeft, maar ik erken dat niemand zooveel recht heeft, het kwalyk te nemen als gy, d.h. als ik wèl was.

Hartelyk gegroet

uw DD

Ja, ik ga uit. De zon schynt.

Spreek voorloopig niet over kanker of zoo-iets in uw brieven. Ik heb M. niet gezegd dat ik nog twijfel. Wel weet ze dat ik aanhoudend steenpuisten aan den tepel heb.