Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

20 september 1879

van

Multatuli

aan

S.E.W. Roorda van Eysinga (bio)

 

deze brief in handschrift

download handschrift

Volledige Werken. Deel 20. Brieven en dokumenten uit de jaren 1879-1880 (1989)

terug naar lijst

*20 november 1879

Brief van Multatuli aan S.E.W. Roorda van Eysinga (RvE, blz. 312-318). De brief is op 22 november voltooid.

Geisenheim, 20 Nov. '79.

Beste Roorda! Daar ge reden meendet te hebben om boos op my te zyn, ben ik u dank schuldig voor de goedigheid, waarmee ge myn aanknoopen terstond beantwoordt. Nu begryp ik ook beter de hartelyke portée uwer twee briefkaarten.

Toch heeft uw ‘meening’ me zeer gedaan. En, als dikwyls, ze was al of niet gegrond naarmate men ze te Genève of in Nassau bekykt. Gy houdt me voor schuldig, en ik beweer het tegendeel omdat ik weet waaruit myn zwygen voorsproot.

Ik gaf er veel voor u eens rustig hier te hebben! Ge kunt u niet voorstellen wat het my kost 'n pen optenemen! Zoo zyn er meer dingen die my kippevel aanjagen en welker onaangenaamheid door anderen:

1o. niet wordt ondervonden,
2o. niet als mogelyk wordt gesteld,
3o. niet begrepen als ik er op doel, en alzoo:
4o. niet geloofd wordt.

Ik kan 't niet helpen!

Sedert eenige dagen ben ik verdiept in Bilderdyk. Ik bestudeer hem en z'n tyd uit z'n korr. met de Tydeman's [12.] M. en H.W. Tydeman, (1741-1825 en 1778-1863), vader en zoon, beiden rechtsgeleerden., en z'n ‘Tweede Huwelyk’. In veel opzichten stel ik Bild. zeer laag. Dit is of behoort te zyn: een zaak van beoordeeling. Welnu, 't is nog erger. B. heeft één fout die op ander gebied tehuis hoort: ‘ik heb 'n hekel aan hem.’ Na hem dit als zyn fout verweten te hebben, zal je inzien dat er geen verheffing van mezelf bedoeld wordt als ik zeg dat ik herhaaldelyk punten van overeenkomst tusschen hem en my opmerk. Ook hy betuigt zoo'n afkeer van (brieven?) schryven gehad te hebben. (My dégoûteert byna alle schryvery!) Ook hy was, als ik, zoo in angst by 't verzenden van 'n pakje of brief. Wat-i daarover aan Tydeman schryft, is precies by my 't geval. Het zien van 'n brievenbus maakt me zenuwachtig. Een statistiek van de post in de couranten...

‘In 't afgeloopen jaar zyn te Londen aan de verschillende postkantoren ter bezorging afgegeven... zooveel mill. brieven.’

Zoo'n opgaaf bezwaart my, alsof ik voor de richtige bestelling van al die brieven verantwoordelyk was! En zoo'n ongegrond gevoel van verantwoordelykheid voor alles dat tot m'n kennis komt, pynigt my aanhoudend!

Ik geloof niet dat de overeenstemming met den my antipathieken Bilderdyk zóó ver gaat, dat hy ook die, over 't algemeen zich uitstrekkende, angst kende. Waarschynlyk niet, want hy was zeer egoïst.

(Er blykt byv. dat het verloren gaan van pakjes boeken etc. die aan z'n hartelyken vriend Tydeman behoorden, hem minder schelen kon, als hỳ maar door 'n reçu in handen te hebben ‘er af’ was. De uitdrukking ‘dan ben ik er af’ gebruikt hy zeer dikwyls, ook in andere zaken.

O, zulke lektuur is zoo leerzaam.

Z'n memorieloosheid (in zekere dingen, namelyk. Er blykt telkens dat z'n geheugen in andere opzichten goed was) heb ik ook. Het klinkt vreemd, maar 't is waar dat ik op dit oogenblik niet meer weet wat me op Bilderdyk bracht in verband met uw verstoordheid. Om het te weten moet ik m'n eerste blz. overlezen. Ik wou iets zeggen van B. en van 't kurieuse boek van van der Linden over Guttenberg [1.] A. van der Linde (1833-1897) publiceerde al sinds 1869 in De Spectator artikelen tegen het uitvinderschap der boekdrukkunst door Laurens Jansz. Coster. In 1886 bundelde hij zijn bevindingen in het 3-delige Geschichte der Erfindung der Buchdruckkunst., omdat juist daarin (trouwens van geheel anderen kant bezien) 'n tiental (?) punten wordt opgesomd waarin ik met B. overeenkom.

Hoe kan dit te pas komen in 'n werk over Guttenberg, vraagt ge? Ik zeg er by: in een hoogst geleerd werk, in 'n werk dat in waarde van verteerde arbeidskracht misschien opweegt tegen 'n geheel uitgerust linieschip! Hoe dit te pas komt in zoo'n werk? Wel, 't komt niet te pas. Ik zei u immers dat v.d. Linden's ‘Guttenberg’ zoo kurieus was. Kurieus ook hierom wyl... dat heele linieschip geen raison d'être heeft. Dat Laurens Koster de boekdrukkunst niet uitvond, gelyk v.d. L. den Hollanders bewezen heeft...


(‘bewezen’ schryf ik kortheidshalve. Als v.d. Linden 'n stuk citeert wil ik 't eerst zien, zelf zíen. Hy staat voor niets, en zou Oera Linda Bok's maken by dozynen, als 't hem in den kop kwam... neen, toch niet. Er zyn in 't Oera Linda Bok fouten die hy niet zou gemaakt hebben, en schoonheden die niet in hem zyn. Maar iets ‘van dien aard’ zou hy kunnen maken, dit blyft waar. Van der Linden is 'n zeer merkwaardig man!)

Dat L. Koster de Bdkunst niet heeft uitgevonden, is ook daarom de waarheid wyl die ‘Kunst’ nooit uitgevonden is. Dezelfde kleine bedenking is tegen 't door v.d. L. voor Guttenberg gevindiceerd [2.] gevindiceerd: opgeeist. uitvinderschap intebrengen. En... komiek is de samenloop, ook juist in dit punt zyn Bilderdyk en ik oordeelverwanten. Ik publiceerde m'n opinie daarover, vóór Bilderdyk's korrespondentie met de Tydemans verschenen was. Mogelyk is 't dat zyn meening daarover (hy schynt ze ook geopenbaard te hebben in 'n stuk aan 't (gew.) Kon. Instituut) aan anderen bekend was. Ik kende ze niet. Ook is 't vreemd dat men by al 't geschryf over alof-niet-Koster, dat natuurlyke tertium nooit aanroerde. Vreemd? Neen! Juist werd B's en myn stelling de moeite van 't behandelen niet waard gekeurd: omdat ze natuurlyk was. Zoo gaat het! Men schryft en wryft over de vraag of 2 × 2 = 5 of = 3 is, en wie met z'n 4 voor den dag komt is... niet wetenschappelyk.

't Is ergerlyk zooals heden ten dage met wetenschappelykheid geschermd wordt. Al wat gezwynd heeft aan zoo'n inrichting van verdomming die ze Akademie noemen, meent de wysheid in pacht te hebben. Dit nu is niet vreemd, maar dat de gemeente die pretentie aanneemt, komt me moeielyker te verklaren voor. De zaak zal wel op 't groote Hoofd: ‘Mundus vult decipi’ [3.] mundus vult decipi: de wereld wil bedrogen worden (lat.) te boeken zyn.

Ook in andere opzichten is myn hoofdindruk dat we in 'n gekkenhuis leven. Geen dag gaat er voorby zonder dat deze opmerking zich aan my opdringt. En dan: is 't wysheid in zóó'n troep gezonde denkbeelden te verkondigen? Dit is zeker 't geval nièt! Zwygen dus, o ja, tenzy er geschreven moet worden om den broode. Hierin ligt de eenige verschooning voor iemand die zich met publiek afgeeft.

Ik las m'n eerste blz. over om my te herinneren welke gedachtenloop my op Bilderdyk bracht, in verband namelyk met uw verstoordheid. 't Schynt wel slechts omdat ook hy zoo'n hekel aan schryven had.

Dat ge gaarne brieven van me hebt, is vereerend voor me, maar beste kerel wees niet boos als ik zwyg. Het beschryven van m'n stemming is pynlyk voor my. Gy kunt u voortdurend uiten (dit blykt) maar ik kan dit niet. Dagen achtereen spreek ik niets dan monosyllaben, 't hoognodige. Juist hierin is M. zoo bewonde-renswaardig. Toch is m'n zwygen geen stugheid of kwaadsappige oudemanswrevel. Als altyd houd ik van vroolykheid en pretmaken, mits ik maar niet behoef meetedoen omdat ik altyd door bezig ben met m'n ‘Carthaginem esse delendam. [4.] Carthaginem esse delendam: dat Cartago verwoest moet worden (lat.); vaste afsluitende zin van iedere redevoering door Cato sr. (234-149 v.Chr.) ’ 't Is in letterlyken zin (niet zooals 't woord meestal gebruikt wordt) 'n idée fixe! [5.] idéé fixe: gedachte die een obsessie wordt. (fr.) Ja, zeer fixe. Sedert 37 jaar (van '42, '43 af) beoog ik slechts dat ééne doel, en al 't andere dat me weervoer was me byzaak. Heb je dan niets bereikt, vraagt ge? Zeer veel! De waggelende toestand waarin de ned. heerschappy in Indië verkeert is myn werk. Er is wydte van blik noodig om dit intezien (Idee 122) en waarschynlyk zyn de historieschryvers wier gezichtsveld door meerder afstand tot die opmerking de noodige ruimte zal aanbieden, nog niet geboren.

‘Maar... als je je verbeeldt zeer veel gedaan te hebben, wees dan tevreden’ zult ge zeggen. O neen! ‘Zeer veel’ is 't goede niet! Ik beweer den steen die vallen moet, los te hebben gemaakt, maar ben niet geslaagd in 't richten van z'n loop. Dit bedroeft me; en vooral dewyl daartoe slechts 'n betrekkelyk kleine voorspoed ware noodig geweest! Had m'n broeder in '60 woord gehouden (hy zou me ontlasten van de zorg voor 't dagelyksche!)... dan waren wy verder dan nu, ja... geslaagd! Voortdurend moest ik me afmartelen met het kleine. En ook dit zou ik uitgehouden hebben, wanneer maar niet telkens dóór dat gewurm m'n invloed gebroken ware! Honger lyden (dit is letterlyk en niet boekerig-onwaar 't geval geweest!) hongerlyden knakte me niet, maar wel de verlamming aan invloed op hen die 't waarnamen, en geen gewicht konden hechten aan de inzichten van iemand wiens toestand, volgens hen, gebrek aan inzicht verraadde. My heeft altyd de koetsier met den beerenmuts ontbroken, die Dr. Holsma zoo geloofwaardig maakte in de oogen van juffrouw Pieterse.

Een gevolg van m'n misrekening was de vervloekte behoefte aan schryven. Na de Havelaar (die ik ook liever niet gepubliceerd had!) is elke letter die ik drukken liet, 'n streek uit den koers geweest, en ‘geduld’ in 't afleggen van distantiën die me van m'n doel verwyderden, is zeker m'n hoofdeigenschap. De guillemets [6.] guillemets: aanhalingstekens (fr.) by ‘geduld’ doelen op een myner Ideën waar ik zeg dat daarop eigenlyk neerkomt wat men gemakshalve genie noemt. Onlangs zag ik dat Buffon het ook gezegd heeft. Tant mieux. [7.] tant mieux: des te beter (fr.) 't Vader-schap van denkbeelden is me compleet onverschillig, tenzy een aangewreven plagiaat gebruikt kan worden om m'n invloed te fnuiken. Naar dezen maatstaf beoordeel ik alles, ook dus 't gebabbel en gelaster over my.

22 November.

Wat ge my van uw kinderen schryft is treffend en lief. (....)

Is 't waar dat v.d. Heyden [8.] K. van der Heyden (1826-1900), nederlands militair, verloor op 26 augustus 1877 het linkeroog bij gevechten in Atjeh, waar hij het oppergezag uitoefende. met 'n uitgeschoten oog 'n aanval kommandeerde? Of is dit 'n krantenverzinsel? Zoo als ik de zaak indertyd las, was ze romeinsch, antiek, klassisch-dapper (alles genomen in boeken-zin. Men mag er wat afdoen!)

Die Huet! Een roman van zoo'n fr. flikker [9.] X.A. de Montépin (1824-1902), frans romanschrijver; Huet vertaalde een van zijn talrijke romans onder de titel ‘De Koning der Eeuw’. te vertalen! En hoe? Dit nu weet ik niet, maar te oordeelen naar ander werk van hem, zal 't hollandsch ellendig zyn, beneden 't geen men vorderen kan van 'n schooljongen van twaalf jaar! Meen niet dat ik hier te veel zeg. De haren ryzen te berge by z'n gallicismen!

‘Jaloers en verliefd... van’ Een raagstoffer van veeren (plumeau) noemt-i: ‘pluim’. Met iemand den spot dryven, is (germanicé) ‘zich over iemand vroolyk maken.’

En z'n kritieken! Hy rekent er op dat ‘men’ niet lezen kan. Overal vind ik iets als: a is wel grooter dan b, maar hierom zou men nog niet (tenzy in 'n oogenblik van niet aan allen gegeven besluiteloosheid) kunnen beweren dat de waarde van b - in verband altyd met het luchtgestel, schoon dit volgens anderen niets tot de zaak doet - zou behoeven beschouwd te worden als surrogaat voor 't onvermydelyke van zekere drukking op 't gevoel. Dit belet evenwel niet dat de ware dichter (men neme dit woord in den zin dien 't hebben zou wanneer we de beschouwing subjectief onderwierpen aan de eischen der objectiviteit, hoewel deze voorwaarde niet verbindend kan geacht worden voor hem die in 't wezen der zaak beter is doorgedrongen dan in de bedoeling des schryvers kan gelegen hebben) zich ontzien zou van toegeven in de beklemming... Oef! Op zoo'n tirade volgt dan iets als:

‘Minder duidelyk evenwel is...’ etc.

In de ‘Nederland’ steken hy en J. t. B. [10.] Jan ten Brink. elkaar om 't hardst in de hoogte. Myn tegenzin in alle schryvery is juist niet noodig om van 't geschryf dier heeren te walgen. Maar publiek slikt de grenouilles [11.] grenouilles: kikkers (fr.) zonder kotsen!