Multatuli.online

11 maart 1878

Brief van V. Bruinsma aan T. Bokma. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-2 en 3 (¾) beschreven. (M.M.)

Amice Bokma

Van de dankbaarheid waarmee ik laatst de 135 gulden der Sneekers ontvangen heb, zal de Heer Houwink je zeker wel gesproken heben. Ik heb van ochtend de som van f 460. - aan Aart Admiraal gezonden; daarvan was behalve Uw 135, van Groningen 95 (door Versluys bij een gebracht) en 't overige uit Leeuwarden en eenige vrienden van mij hier en daar in ons land verspreid.

't Is een aardig verjaardag geschenkje; wat A.A. overigens had weet ik nog niet, ik meld je dat later, zeker had hij meer dan ik. Het geschenk zal hem te Wiesbaden wachten, dan vind hij het als felicitatie na afloop van zijn moeijelijke pelgrimstocht.

Hij houdt zich er overigens nog al goed onder; deze week een buitengewoon welgemoede brief van hem uit Rotterdam gehad. Terwijl ik dit schrijf is hij te Groningen aan 't spreken. Overmorgen spreekt hij hier waar hij denkelijk morgen komt, bij ons logeeren. Van de heele organisatie van 't cadeau mag hij echter niets weten, dat is alles achter zijn rug omgegaan. Ik heb daarom de heele zaak precies in orde voor hij hier komt. Ik schrijf je deze vooral om jou en je vrienden op 't hart te drukken dat er dus geen woord over mag worden gerept. Mocht gij me dezer dagen schrijven, laat er dan geen woord over deze zaak in staan, dan behoef ik de inhoud niet voor hem verborgen te houden.

Er zijn groote plannen op touw, gedeeltelijk volgens zijn eigen idee en dus met zijn volle goedkeuring, omtrent de organisatie van een vereeniging ‘tot rechtdoen aan Havelaar’. Ik weet er nog niet veel van, hij zou er me mondeling meer van zeggen.

Gegroet nu

tt

Vitus Bruinsma

Leeuwarden

11 Maart 78