Multatuli.online

25 februari 1878

Brief van Majoor E. Bernhold aan Mimi. Enkel velletje postpapier, waarvan blz. 1 en 2 (⅔) beschreven. Met envelop waarop: Madame Douwes Dekker Dotzheimerstrasse 48 Wiesbaden, fr[ei], en met poststempel Germersheim 25/2. (M.M.: Dossier Bernhold, bijlage 8)

(Post-Stempel Germersheim 25-2)

Verehrte gnädige Frau!

Mit Bedauern hörte ich, dass man Ihnen die Zumuthung machte, dem Kinde entgegen zu reisen - ich habe desshalb geschrieben, dass das arme Geschöpfchen Ihnen nach Wiesb. zugebracht wird - wenn ich dienstlich abkommen könnte, würde ich den Kleinen Ihnen selbst an 's Herz legen, weil ich im Geiste die Stunde segne, in welcher einem warmfühlenden Herzen zugebracht wird. -

Der arme Kleine wird sich viel rascher nach einer solch' weiten Reise beruhigen, wenn er in Ihrem Hause gleich gebettet wird - ich halte es fast [für] etwas grausam, den Knaben während der Reise zweimal in fremde Hände zu geben und anderentheils wünsche ich nicht dass Sie gleich mit Sorge Ihr mütterliches Werk beginnen.

Mit inniger Hochachtung

ergebenster

Eduard Bernhold

Vertaling:

Vereerde geachte mevrouw!

Tot mijn spijt hoorde ik, dat men van u heeft gevergd het kind tegemoet te reizen - daarom heb ik geschreven dat het arme schepseltje naar U in Wiesbaden toegebracht moet worden - als ik het met mijn werk zou kunnen regelen, zou ik U de kleine zelf aan uw liefde komen toevertrouwen, omdat ik in de geest het moment zegen waarop [het kind] aan een warm voelend hart wordt toevertrouwd. -

De arme kleine zal zich na zo'n verre reis veel sneller op zijn gemak voelen, als hij in uw huis dadelijk naar bed gebracht wordt - ik acht het haast wreed de knaap op deze reis tweemaal in vreemde handen te geven en van de andere kant wil ik niet dat U uw moederlijk werk dadelijk met moeilijkheden begint.

Met de meeste hoogachting

uw zeer toegewijde

Eduard Bernhold