Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

18 juni 1876

van

Multatuli

aan

A.W. Sijthoff

 

Volledige Werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877 (1987)

terug naar lijst

18 juni 1876

Brief van Multatuli aan A.W. Sijthoff. Dubbel en enkel velletje postpapier, waarvan blz. 1-5 en 6(⅓) beschreven. (U.B. Leiden; fotokopie M.M.)

Wiesbaden 18 Juni 1876

WelEDHeer A W Sythoff

Leiden

WelEDHeer!

Ik ben zoo vry UWED te verzoeken my optenemen onder de Inteekenaars op 't werk van Hardouin & Ritter [1.] Java. Tooneelen uit het leven, Karakterschetsen en Kleederdrachten van Java's bewoners, in afbeeldingen naar de natuur geteekend door E. Hardouin, met tekst van W.L. Ritter en een voorwoord van M.T.H. Perelaar. Leiden, 1876. 1e druk 1854. Nieuwe uitg. 1872. Goedkope uitgave, 1876.. Daar echter de afleveringen, afzonderlyk ppost wordende verzonden, te veel zouden lyden, zal 't beter zyn, met de expeditie van myn Ex. te wachten tot het werk kompleet zal zyn.

Ook deze bestelling had alzoo geen haast, maar ik voelde my daartoe gedrongen door den wensch om van myn zy meetewerken tot het vermyden van de fout die (vooral in gekleurde platen) gewoonlyk in schetsen uit onze indische wereld begaan wordt. Het gevaar is ditmaal te grooter, daar de uitvoering te Parys geschiedt, een beschavingszetel waar men zich nu juist niet tebuiten gaat aan ethnologische, noch andere wetenschappelyke, stiptheid. Gewoonlyk maken ze van elken Oosterling 'n neger, en wie niet de eer heeft thuis te hooren op hun boulevards, moet 'n soort van boer wezen.

Tot het wèl kleuren van de in uw werk voorkomende typen, zyn verschillende tinten noodig, en ofschoon de bepaling daarvan moeielyk gaat in schrift, wil ik m'n best doen, iets althans tot de goede uitvoering bytedragen. Ik voel me hiertoe o.a. gedrongen door 'n gevoel van piëteit voor m'n ouden vriend Ritter, en ook de teekeningen van Hardouin zyn te goed om ze door paryssche onkunde te laten bederven. Ziehier dan ook, geachte heer Sythoff, de redenen ter verschooning dat ik me ongeroepen opwerp als raadgever. Ik nummer de platen naar de volgorde Uwer annonce in den Spectator.

In 't algemeen behoort er onderscheid gemaakt te worden tusschen:

gewone inlanders,
Inlanders by zekere gelegenheden,
Inlanders van adelyke geboorte,
Chinezen,
& Arabieren.

Het maken van onderscheid tusschen gewone inlanders onderling, naar de streken waar ze thuis behooren (Maleiers zyn blanker dan Javanen, byv.) zou in 't àl te nauwkeurige overgaan. Toch kan er in 'n enkel geval (by slavin & dansmeid, byv.) op gelet worden, gelyk ik straks zal aanteekenen.

De inlandsche personen dan, op pl. 1, 2, 6, 7, 8 & 14, behooren te zyn wat men café au lait of vry donker havanah noemt. Tot het licht maken van 't zwart in de verf, moet meer geel dan rood gebruikt worden, of althans niet alleen rood. Ook eenig wit kan dienen, zooals de benaming café au lait aanduidt.

Hetzelfde geldt voor de gewone inlanders die op de platen 9 & 11 voorkomen. Staan daarop ook Chinezen, dan vallen die heeren in de kathegorie die straks volgt.

De personen op pl. 3 & 15 hebben gelaat (en borst, voorzover die by den bruîgom ontbloot is) besmeerd met citroengeel poeder. Er mag en moet blyken dat dit 'n opgeklad smeersel, en niet de huidkleur is. (Waarschynlyk zegt Ritter hiervan wel iets in z'n byschriften.)

De slavin op plaat 5 mag één tintje lichter van kleur zyn dan gewone inlanders. Dit geldt almede van de danseres op pl. 16. Deze mag bovendien op 't gelaat sporen dragen van rystpoeder. Hier, zoowel als by 't geel van bruid en bruigom, is de eisch niet dat het poeder netjes uitgestreken zy. Er mag en moet blyken dat ze zich gekosmetizeerd hebben. Zonder uitdrukkelyke waarschuwing zou men dit te Parys ànders opvatten.

De ‘regent’ en 't ‘Hoofd in jachtkostuum’ (10 & 13) zyn wel drie tinten lichter dan gewone inlanders. Dit onderscheid vooral in- acht te nemen, als er op dezelfde plaat Hoofden en volgelingen by elkaar staan. De adel in Indie is inderdaad blanker dan 't gemeen, 'n opmerking die de theorie van 't atavisme steunt.

De Chinees op pl. 12, is vuil geel (niet citroen als 't borakpoeder van de bruidsluî.) Wanneer er echter meer dan één Chinees op dezelfde plaat voorkomt, behoeven ze niet allen even licht van tint te zyn. Vuil geel kan goed zyn voor de hoofdpersoon, die dan 'n echte Chinees voorstelt, doch als er meer Chinezen in 't gezelschap zyn, kunnen die wat donkerder wezen, als afstammelingen van inlandsche moeders. Mat, vuil geel echter, is de beste couleur locale voor den priester op 12, en tevens c.q. voor de chinesche hoofdpersoon op 9 & 11.

Arabieren ziet men in ons Indie, van allerlei kleur, van vry blank af tot redelyk zwart toe. Om in dit geval de lokaalkleur te bewaren als type, zal 't best wezen den Arabier op pl. 4 donkerbruin te maken. Zoo althans zyn er velen.-

Na beleefde groet met achting

UWEDDWDienaar Douwes Dekker

Was er niet onder Hardouin's platen een ‘portugesche sinjo te Batavia’ (Ik meen zelfs me te herinneren dat-i in schutterskostuum was.) Mocht die type er nog bykomen, dan A.g [2.] Ag: Aantekening; ± n.b. dat de ‘portugezen’ te Batavia, zwarter zyn dan inlanders, god weet waarom, maar 't is zoo!