Multatuli.online

*2 mei 1876

Brief van Multatuli aan K.Th. Wenzelburger. Afschrift van onbekende hand op 4 bloknootvellen, waarvan blz. 1-3 en 4 (¾) beschreven. (M.M.)

Wiesbaden 2 Mei 1876

Zeer geachte Heer!

Vriendelyk dank voor Uwe mededeeling. Ja, ik had er iets van gehoord, en myne vrouw heeft meermalen in de ‘Gegenwart’ naar Uw stuk gezocht (nam. in de Kursal, waar de meeste Eur. tydschriften liggen.)

Het zou my groot genoegen doen, indien Ge slagen mocht in Uw plan om de geheele ‘Vorstenschool’ in 't Duitsch te doen verschynen. Me dunkt het moet ook m'n Uitgever aangenaam zyn. Ten overvloede zal ik het hem vragen. Ik beschouw het als voordeelig voor hem, en zéker is het dit voor my.

De heer Stromer, de vertaler van den Havelaar, verstaat waarlyk 't hollandsch niet! De daarvoor aan te voeren voorbeelden zijn grappig.

(‘dat by ons de Heer gediend wordt’ = dass der Herr (nam. de jonge Stern) bei uns speisen kan. etc etc etc. Wat moet ‘de Heer’ wel zeggen van zoo'n vertaling!

Nu dan, ik heb me daarover by hem beklaagd. Tevens en voornamelyk over 't (myns inziens onoordeelkundig) verkorten van den Havelaar, waardoor ik beweer in 'n verkeerd daglicht te zyn geplaatst vis-à-vis [1.] vis-à-vis: tegenover (fr.) het Duitsche publiek. Ik schreef hem, dat ik genoodzaakt wezen zou te protesteeren

1o tegen den onzin, die hy me hier en daar in den mond legt.

2o tegen het knotten, snoeien, verstümmeln [2.] verstümmeln: verminken (du.) van m'n werk. Dit laatste doet hy op twee manieren, zoowel, namelyk, door het weglaten van sommige uitdrukkingen, waardoor strekking en pointe verloren gaat, als door het supprimeren van vele redeneeringen en episoden. Het eerste schaadt me slechts litterarisch, het andere benadeelt me in m'n standpunt als denker, mensch en publiek persoon. Hy antwoordde: ‘dat hy moest te rade gaan met den smaak van het duitsche publiek.’ Als voorbeeld dan van de wys waarop hy meent dien smaak te moeten ontzien, haal ik maar aan, dat Droogstoppel niet mag zeggen:

‘Nederland is Nederland gebleven omdat onze Oudelui op hun zaken pasten en 't ware Geloof hadden. Dàt is de zaak!’

doch slechts

‘Niederland ist Niederland geblieben.’

Geen woord meer! Zulke voorbeelden kan ik by dozynen aanvoeren. En weglatingen van meer uitgebreidheid! De vertelling van den Japanschen Steenhouwer heeft geen genade gevonden in zyn oogen. De beide liederen van Saïdjah heeft hy tot minder dan de helft verkort, etc etc.

Welnu, dit alles slechts van litterarischen aard zynde, is my eenigszins meer [3.] meer: de kopiist schrijft: weer (?) of meer. onverschillig, want aan schryvery, als zoodanig, hecht ik niet veel. Maar z'n castreeren van den wezenlyken inhoud des Havelaars! Het weglaten van politieke beschouwingen die den lezer moeten voorbereiden om Havelaar's handelwys op 't slot van het boek, te begrypen en te billyken - dit grieft my meer! Myn handelwys te Lebak, niet volledig toegelicht, moet den lezer hyper-excentrisch = dwaas, en dus afkeurenswaardig toeschynen! Bovendien, kan de zelfverheffende toon van het werk alleen gewettigd voorkomen aan iemand die van den algemeenen toestand zooveel weet, als ik in de voorafgaande Hoofdstukken heb getracht te schetsen. Ik zelf wees daartoe den weg, door die uitweiding over de breedte, waarmede Walter Scott z'n werken opzette (bl. 183, uitg. 1875). Het spreekt dus vanzelf dat het weglaten van zulke voorbereiding 't gansche boek bederft.

De heer Stromer, bevreesd voor het publiceeren van z'n al te gekke blunders (pantalon = ‘pantoffel’ witte mieren (Termiten) = ‘Schweinsnieren’ [4.] In duitse schrijfletters, varkensnieren (du.) etc. etc) beloofde my - op myn voorstel - dat hy zelf iets over z'n vertaling zou meedeelen. Ik had hem namelyk de opmerking gemaakt dat 'n Amende honorable [5.] amende honorable: eervolle boetedoening (fr.) van zyn kant, minder stuitend wezen zou, dan wanneer ik hem als traduttore traditore [6.] traduttore traditore: een vertaler is een verrader (it.) ten-toon stelde. Maar zie, voor eenige weken zond hy my een Exr van 't Berliner Fremdenblatt, waarin hy (op zonderlinge wys!) de hollandsche litteratuur bespreekt, en beiläufig [7.] In duitse schrijfletters, in het voorbijgaan (du.) vertelt dat hy den Havelaar wat bekort heeft. (N.B. byna de helft!) ‘De Hollandsche schryvers zyn zoo lankdradig’ zegt hy. Goed, maar waarom ze dan te vertalen? En voegde hém die inkrimping, hem die zoo duidelyke blyken geeft, het hollandsch niet te verstaan? (‘of’ is by hem: ‘über.’ ‘Ofschoon’ (hoewel, quoique) = ‘schon’ [7.] In duitse schrijfletters, in het voorbijgaan (du.) etc. Bedenk eens welken invloed dit heeft op den logischen gedachtenloop in zinbouw of dialoog! En iemand dien dit niet stuitte, matigt zich het bekorten van m'n werk aan! Het hinderde hem niet, 't woord ‘neussnuiten’ te vertalen met ‘neugierig sein’. [7.] In duitse schrijfletters, in het voorbijgaan (du.) Och 't is zoo verdrietig! Wat moet de duitsche lezer wel van me denken?)

Sedert lang reeds is Dr. Robert Nast (vroeger te Tharandt by Dresden, nu te London) bezig met eene vertaling van den M.H. Maar 't zal de vraag zyn, of hy - vooral na de depreciatie door Stromer! - 'n uitgever vinden zal? Ik ben zoo vry U die Berliner Zeitung ter inzage aan te bieden. Misschien interesseert het U, om de zotte praatjes die men Stromer over holl. letterkunde op de mouw gespeld heeft. Wie levert toch zulke onwaarheden? In fransche tydschriften gaat het niet beter.

Met het grootste genoegen hoop ik U in de volgende maand hier te zien. Mag ik zoo vry zyn, U te verzoeken my, als 't kan, 'n paar dagen vooruit van Uw komst kennis te geven? Het zou me leed doen toevallig niet te huis te zyn.

Ik geef myzelf vergunning, U in 't hollandsch te antwoorden, daar gy myn taal zooveel beter schryft dan ik de Uwe. Het duitsch vermoeit my vreeselyk.

Na vriendelyke groete noem ik my met alle hoogachting

UEdDWDienaar Douwes Dekker

Wilt ge zoo goed zyn me die berliner fremdenzeitung terug te zenden? Ik wil die aan Dr. Nast ter lezing geven. Ook hy is verontwaardigd over Stromers knoeiwerk.