Multatuli.online

6 december 1874

Brief van Multatuli aan C. Vosmaer. Enkel en dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. De eerste helft van het oorspronkelijk dubbele eerste velletje ontbreekt. (M.M.)

De brief is denkelijk begonnen op maandag 30 november maar op 6 december voltooid en toen tezamen met de hierop volgende brief van 6 en 7 december verstuurd.

tertium non datur: een derde mogelijkheid is er niet (lat.)

Meerenberg: zie bij 24 november 1874.

urbi et orbi: voor de stad (Rome) en voor de hele wereld; formule gebruikt bij de pauselijke zegen vanuit het Vaticaan.

tout était pour le mieux: dat alles zo goed mogelijk was (fr.)

te doen om 'n opinie te verdedigen, maar ik behandel den verdrietigen tekst: ‘Jy keurt ook alles af!’ Ja, ik lyk op 'n vitter, op 'n nydig mensch! Dit idee is my 'n gruwel. Wat Rousseau aangaat, ik toonde Mimi 'n paar alinea's. Ze was gedwongen te erkennen dat hy daar nonsens schreef. Toen haalde ik andere dingen aan, en betoogde op intieme gronden dat-i... knoeide. Mimi gaf me gelyk, (in de aangevoerde zaakjes, die - ik erken dit - nog niet per se 'n algemeene strekking hoeven te hebben, al houd ik de strekking wél voor algemeen).

Ook Bilderdijk kwam weer ter-sprake. Toevallig viel me van-daag weer 'n beroerdheid van hem in 't oog die ik haar wees. Ook in dat staaltje alweer gaf ze my gelyk. Ze nam zich voor, B. eens onder handen te nemen en dan te oordeelen. Goed!-

Maar zie nu, 't verdriet me, dat men my houden zou voor 'n vitter! Ik geloof niet de hiertoe noodige karaktertrek te hebben. Doch wáár is het, dat verreweg de meeste stukken die my onder de oogen komen, my zóó min toeschynen, dat ik wel genoodzaakt ben de vraag te stellen: ‘ben ik gek, of zyn de lui gek die dát schoon, mooi, of... passabel vinden?’ Waarlyk, ik ben vermoeid van afkeuring! Misken me niet, door te denken dat ik er pleisier in heb! Ik ben waarlyk bly, als ik eens mag oordeelen als 'n ander, en haast me dan gewoonlyk dat te zeggen. Dat is me 'n ware rust! Want, zie, de vraag: ‘ben ik gek, of al die anderen?’ bezwaart me soms.-

Welnu, eerst heden (maandag) las ik 't stuk van Kappeyne. Gy zendt me dat. Daarvoor moet 'n reden zyn. De kamerleden die hem beantwoorden noemen z'n rede ‘belangryk’. Ook de Ministers (Heemskerk en V. d. Does) behandelen z'n speech geenszins met minachting. Ten-overvloede zie ik in 't Zondagsblad van 't ‘Nieuws v.d. D.’ dat men notitie neemt van die speech, 'tgeen aanduidt dat de zaak eenigszins ‘à l'ordre du jour’ is, want zoo'n blad leeft van aktualiteit (op de zaken en personen na, die 't smoren wil.)-

Nu vraag ik: ‘ben ik gek of zyn ál die anderen gek?’ Op één korte zinsnede na (die ik goed vind, zonder nog te vatten wat ze dáár komt uitvoeren?) moet ik je in-gemoede verklaren dat ik van Kappeyne's redevoering niets begryp, noch van verreweg de meeste afzonderlyk genomen zinsneden of paragrafen, noch van de geheele strekking. Ik moet je ronduit verklaren dat ik - als ik de zitting had bygewoond - niet in-staat zou geweest zyn 'n verslag te geven van wát hy opmerkte, beweerde, wenschte. Neem m'n ‘niet-begrypen’ letterlyk op. Ik gebruik dit woord niet als vergoelykende uitdrukking voor ‘afkeuren’ - gelyk vaak geschiedt - neen: ik begryp niet wat Kappeyne zegt. Ik begryp 't zoo min als je keukenmeid 't begrypen zou. Indien er zin, strekking, beteekenis ligt in z'n oratie, dan ben ik idioot. Tertium non datur.-

Hoe zit dit nu, beste Vos? Hoe je nu te bezweren dat het geen partipris van me is, om altyd aftekeuren? Ook keur ik niet af, ik zeg dat ik niets, niets begryp (op twee regels na) van al wat de man gezegd heeft.

Begrypen anderen, alle anderen, het wél? Komen ze zelfs zoo ver van goed- of aftekeuren? Ik niet! Ik heb de twee ministers en Heydenryck bewonderd - nee, ik was benieuwd te zien wat die heeren op zoo'n speech zouden antwoorden. Nu, hun antwoorden begreep ik ook niet.

Ik herinnerde my 'n souper te Menado, waar ik uitgenoodigd werd... italiaansch te zingen. Ik kende geen italiaansch maar... zong op de een of andere melodie op klanken ad libitum woorden vol vokalen. Dr. Mogk - 'n Duitscher die naast me zat, 'n aardige kerel, en die de magere ui vatte - zong 'n uurtje daarna... deensch, noordsch of samojeeds, vol kiö, skold &c. weet ik 't! Ons gezelschap was tevreden.-

Zeker, de ministers en Heydenryck hebben getoond even bekwaam te zyn als Kappeyne! Maar ik, arme drommel, blyf er by - serieus gevraagd - dat ik geen italiaansch kan zingen, en dat m'n vrind Mogk geen woord laplandsch verstond.-

Dit had ik op m'n hart. Antwoord me eens konscientieus wat Kappeyne verteld heeft? Adieu

Uw vriend

D.D.

Let wel op m'n onderscheiding tusschen 't begrypen van enkele zinsneden of paragrafen en: 't geheele stuk. Ik begryp 't een zoomin als 't ander. 6 Decr. Ja toch, enkele zinsneden wel, maar weinige. Ben ik dan gek?-

Zie, gister avend was ik toch nog wél genoeg by m'n verstand om aan Mimi, die Rousseausgezind is, uitteleggen hoe hy in z'n schryven knoeide:

1o met zinledige frazen,

2o met beweringen die tegen-elkander inliepen, dit is leugens, rhetorisch, karakterkundig & feitelyk gesproken.

Zou ik in één dag zóó achteruit zyn gegaan?

Als Kappeyne's stuk de minste litterarische, rhetorische of politische waarde heeft, moet ik - niet naar Meerenberg als Salvador... Ah, ziedaar iemand die urbi et orbi zou verkondigd hebben dat-i Kappeyne perfect begrepen had!

Nu, naar Meerenberg zou ik dan niet moeten, maar zeker naar school. Myn niet-begrypen is niet als dat van 'n gek, maar als van 'n kind. Ik zeg je de heusche waarheid. Zoek er geen sarkasme in. - Van Mina K. 'n brief! Eindelyk. Die brief bevalt me niét. (Alweer!) Nu dan, hier is de oorzaak van m'n ontevredenheid heel anders. Zie, 't komt me voor, dat ze tegenover my niet weten wil dat haar... amerikaansche methode niet deugt. En hierom schryft ze - och, geseur! De brief bevalt me niét! Ik vond hem niet rond. Ze spreekt alsof tout était pour le mieux in haar theatercampagne. Dit kan ik niet aannemen, en ik ben 'n beetje verstoord dat ze 't my wil opdringen.

't Zal me benieuwen of ze je opzoekt. Mies schreef haar dat u zoo lief (en, zeg ik, waarschynlyk zacht!) over haar geschreven hebt.