Multatuli.online

30 november 1874

Brief van Multatuli aan V. Bruinsma, op 29 november aangevangen. Twee dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. (M.M.) V.A.: van Asperen.

à la merci de: overgeleverd aan, ter beschikking van (fr.)

Wiesbaden 29 Novr 74

Waarde heer Bruinsma!

Uw brief was me zeer aangenaam, en schoon ik weinig tyd heb, antwoord ik terstond. Beter: omdat ik weinig tyd heb, want ik heb zooveel te doen - en werk zoo moeielyk! - dat uitstellen afstellen worden zou. Dit gebeurt meer!

Ja, uw brief was me zeer aangenaam. Hy komt me oprecht voor, iets dat ik niet zeggen kan van alle brieven die ik ontvang, en welker getal legio is. Daaronder zyn... zeer komieke.

In Uw schryven is veel dat me getroffen heeft, en waarop ik gaarne breedvoerig zou antwoorden. Maar dit genoegen mag ik me niet gunnen. Dan kom ik aan 't ontwikkelen van denkbeelden, en die moet ik tot m'n groote ergernis aan Jan-en-alleman geven. (V. Vloten vergist zich zeer als-i meent dat ik graag aan den weg timmer. Juist andersom. 't Stuit me nog altyd, 'n publiek persoon te zyn! Waarschynlyk weet hy wel beter, maar hy is 'n boosaardig mensch: ik had niet, ná Z H. Geleerde - in theologie, godbetert! - over Vrye Studie mogen schryven. Ook had ik Bilderdyk niet mogen aanvallen als verzenmaker, daar ZHGel. als professer en Bloemlezer, dien kerel hooggesteld heeft. Ziedaar de oorzaak.

Maar niet over zulke misères had ik U willen schryven. Behoorlyk in allen deele behandelen kan ik uwen brief niet. Ik wil even 'n paar punten aanroeren, die my 't meest troffen.

Ik ongenaakbaar? Ik begryp de dwaling, maar 'n dwaling is 't! M'n hoofdfout is te groote zachtheid. Dat ik soms (en veelal) ruw en bar schryf, is 'n gevolg van lang verbeten verontwaardiging. Ik herinner me dat m'n moeder altyd zei: de natuur heeft zich met Eduard vergist, hy had 'n meisje moeten zyn. M'n kinderen noemen my: ‘die goeie, goeie dek.’ Als ik... baas was, zou er geen fout wezen waartegen ik me zóó zou moeten wapenen als te groote inschikkelykheid. Ik lyk nu soms bar, omdat ik nog altyd de zwakste ben.-

Zeg, als dan 't ‘plagiaat’ van den heer V.A. onwillekeurig was, zyt ge hem schuldig dit optehelderen. Uit uw nootje moet men opmaken dat-i willens en wetens gediefd heeft.

30 Novr 74

Gister ben ik gestoord. Ik moet kort zyn, en me reppen om m'n brief af- en wegtekrygen. Hierby komt dat ik weinig aan m'n avenden heb, daar m'n oogen zéér doen als ik by de lamp werk. Ook over-dag zyn ze maar zoo-zoo.-

Het doet me groot genoegen uit uw brief te bespeuren - wat me ook van andere kanten blykt - dat er beweging van gemoederen is. Maar 'n flink resultaat zal ik niet beleven.-

Laat V.A. zich toch niet storen aan vermeende nietigheid van standpunt. Geloof toch niet dat 'n knoeiministertje hooger staat! Dat ik Wouter beklaag, en doe beklagen, ligt in zyn onkunde! Zoodra hy weten zal dat er geen hoog en laag is, moet-i de kracht hebben, zich gelukkig te voelen in die zoogenaamde laagte. M'n plan is hem al hooger en hooger te laten rondkyken, en, overal dezelfde beroerdheid vindende, moet hy inzien dat de bron van ware hoogheid in hemzelf ligt. O, 't slot van afl. 2 bundel VII! Wel, Wouter vindt by Vrouw Claus, prinses Erika die, ontevreden, als hy, met haar zoogend hooge omgeving, wat degelyks in 't zoogend lage zoekt. En... ze bedriegt zich even als hy. Ook zy komt tot de slotsom dat de ware roeping van den mensch, is mensch te zyn, en de rest gekheid, kinderachtigheid. - Die twee kinderen maken dezelfde ervaring. Hy stygt, en zy daalt, om 'n beter standpunt te vinden. Maar 't ligt niet in dát stygen en dalen. Men moet inwendig zoo stygen dat alle standpunten ons voorkomen gelyk te zyn. Een man in den luchtbol kan geen onderscheid waarnemen tusschen 'n tamboermajoor en 'n dwerg.-

Groet de vrienden die om den wille van 't gezond verstand gebroken hebben met geloof. Maar groet niet alle ontkenners, o neen! Er zyn er die loochenen omdat hun dit makkelyker voorkomt dan onderzoek. Anderen loochenen om zich 't air te geven van denkers. Veel (oprechte!) geloovers staan ons nader dan menig atheist.-

'n Opmerking. Ge waart katholiek. Ook Mejufvr. Schaepman. Welnu, meermalen heb ik opgemerkt dat personen van goeden wil, in dat Kerkgenootschap opgebracht, en hoe orthodoxer hoe liever, meer geschiktheid hebben tot ontwikkeling dan protestanten. De geest van schipperen, die halfheid, dat ‘op 'n akkoordje gooien’ bederft het oordeel en 't karakter meer, veel meer, dan 't geheel kinderlyk Katholicismus! Ge zult wel eens hebben opgemerkt dat ik sympathie voel voor 't geheel-zyn der Katholieken.-

Groet Mej. Schaepman zeer vriendelyk van my. Zeg dat ik hartelyk deel neem aan haar stryd. Ik zit te bedenken of ik iets doen kan?-

Het weinige dat ge my over haar schryft, en over Uw verhouding tot haar, vind ik zeer treffend! Zeg my eens welk vak van studie zy koos, of welke vakken? Heeft ze de noodige middelen?-

Of ik alleen ben? Neen, beste kerel. Jammer dat ik geen tyd heb om U uitvoerig te vertellen hoe ik hier kwam, met wie, waarom myn allerliefste vrouw en kinderen naar Italie gingen, waarom ik hier bleef, en hoe dat alles 'n noodzakelyk gevolg was gedeeltelyk van gewone omstandigheden, gedeeltelyk van 'n helsch opzet dat me van vrouw en kinderen beroofde. De zaak is te intiem om publiek te behandelen, maar ik kon niet nalaten er op te doelen. Ik zeg hier-en-daar: my is 'n slag geslagen die me verder voor alle slagen onverschillig maakt’ of zoo-iets. Nog-eens, ik kan die gansche historie niet ophalen. Ze is te droevig voor me, en zou ook te veel tyd kosten. Genoeg dat ik hoogstwaarschynlyk m'n kinderen voor immer verloren heb! En men spreekt van katholieke ‘Jezuiten!’

Ik moet veel overslaan, en erin berusten dat ge het bovenstaande niet begrypt. Voor zeer vele jaren reeds - neen, te beschryven is die zaak niet! Ik zal alleen antwoorden op Uw fideele vraag: of ik alleen ben. Neen! Jufvrouw Schepel is by me, een toonbeeld van liefde, opoffering en trouw. Van zeer deftige familie heeft ze, wetende wat ze deed, alles opgegeven om - met goedvinden myner vrouw die zich eens-vooral belastte met de kinderen, wat ná Lebak de afspraak was - om my aantehangen, te steunen, te verzorgen. (In 't dagelyksche kan ik niet alleen zyn. Dan ben ik à la merci van den eersten den besten.) Nu dan, zy is by me, en doet het onmogelyke om myn gewond gemoed te verplegen. Want m'n doorgaande stemming is verdriet. Ze heeft zonder morren, zonder treurigheid zelfs, armoed en honger met me geleden; nu niet, maar toen ik geen uitgever had. Ik heb 't nu betrekkelyk goed. (Honger, niet by wyze van spreken, niet boekerig-waar, maar inderdaad! Doch over hare verdiensten uitteweiden, komt nu niet te-pas. Ge zult haar leeren kennen.

Tot ons beider verdriet zyn we nu wel genoodzaakt te trouwen. Het komt ons allebeî... hoe zal ik zeggen? Nu dan, alledaagsch, en byna gemeen voor! Zy bleef liever op 't standpunt dat geschetst wordt op blz. 383 van m'n V bundel Ideen. Maar 'n bourgeois huwelyk is in myn belang noodig. Ik ben er misselyk van, en als ik niet om redenen van hooger aard (als met het spellen, byv.) toegaf, trouwde ik niet! Nu zullen we 't doen om dezelfde reden die me te Keulen den hoed deed afnemen voor processien.-

Houd deze zaak voor U, of ziedaar! - deel myn brief mede aan Jufvr. S. maar aan niemand anders. 't Zou me verdrieten intimiteiten als deze in 'n krant te zien. Zorg dat niet 'n V. Vloten er met z'n lompe hoeven op trapt. Dit zou juist iets voor hem wezen! En meen niet dat die verhouding met Jufvr. S. in 't minst afbreuk deed aan m'n innigheid met myne vrouw, die 'n engel was! Zy kon niet voor me zorgen. Armoed joeg ons van elkander. ‘Men’ wilde háár steunen - zoo heette het, maar 't was armzalig! - doch... zonder my! Om de kinderen 'n stuk droog brood te verschaffen, moest ik me effaceeren. In-verband dáármee drong me m'n vrouw, 't prachtig offer van Jufvr. S. aantenemen. En deze is op háár beurt niet minder groot geweest. Ge zult erkennen dat zulke fyne verhoudingen te goed zyn voor ‘Publiek.’

Daar ik er nu op reken dat deze brief alleen door U en Jufvr. S. gelezen wordt, kan ik U wel zeggen dat m'n zorgende engel dezelfde is, die onlangs in ‘Nederland’ en ‘Spectator’ 'n paar stukjes geschreven heeft onder den naam van ‘Heloïse.’ Meen niet dat ik haar hielp. Dit ligt niet in onzen aard. Neen, die stukjes zyn geheel van haar. Merk daarin den eenvoud op. (Nog eens: onder ons!)

Adieu beste kerel, hartelyk met háár gegroet van tt

DD

M'n oogen zyn zoo slecht, dat ik op't gevoel schryf. Daarom zoo godvergeten slordig!

Tekst van nog een klein papiertje er bij (zie de woorden van V. Bruinsma d.d. 2 december). De autograaf is niet teruggevonden; de tekst is door Pée gepubliceerd, maar ten onrechte bij de brief van Multatuli aan Bruinsma d.d. 3 februari 1878. (Pée 1942, blz. 100.)

De toespelingen op de brief van V. Bruinsma aan Multatuli d.d. 25 november maken de datering op 30 november 1874 even onbetwijfelbaar als het woord streven - Pée leest streng.

‘Niet alles eens-zyn?’ Wel, zeker niet! Dit zou 'n zotte eisch wezen. Men behoeft maar eens te zijn in één zaak: ‘gemoedelyk streven naar waarheid.’ Of de resultaten gelyk zyn, doet er niet toe.

Cohen Stuart? Hm! Ja, 't moet u schynen dat ik dien man onrechtvaardig behandel. Maar my had-i reden gegeven, hem voor 'n - te houden. En... z'n streven is, my te nopen tot openbaring van die redenen. Dan zou 't zyn ‘hé, hy publiceert particuliere brieven! Hy maakt misbruik van vertrouwen!’ Nu dan, ik meende vryheid te hebben die brieven aan Roorda meetedeelen die 't daarop met me eens was, dat C.S. geen fatsoenlyke behandeling verdiende. 't Is 'n insidieuse kerel. Zeker zoudt ge verbaasd staan, als ik u vertelde waarom ik hem zoo minachtend behandelde. Ik kon en mocht niet anders, en zal er by blyven. Maar van uw standpunt hebt ge gelyk. 't Moet u voorkomen dat ik te bar was.