Multatuli.online

17 september 1874

Brief van Multatuli aan C. Vosmaer. Dubbel en enkel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

De tekst bevat een enkele ondergeschikte doorhaling.

een larmoyanten brief: deze brief van Roorda van Eysinga is niet bewaard gebleven.

haar zoon te Scheveningen: de predikant en spiritist Ds. S.F.W. Roorda van Eysinga.

Wiesbaden 17 Septr 1874

beste Vos! Waarschynlyk zou ik U vandaag niet hebben geschreven als ik U niet iets speciaals had meetedeelen over 'n talhout dat me daar door Roorda voor de voeten wordt gegooid. Daarvan - schoon hoofdaanleiding tot dit schryven - straks.

Eerst dit: m'n toestand is zóó dat ik waarlyk moeite heb om te denken. Verbeelje: na den telegram van Zondag avend nog geen woord van m'n kinderen!

Ik telegrafeerde gister aan Eduards patroons, en kreeg te weten Ziehier:

Beide Kinder gesund. Padua gereist habe geschrieben Telegramme Briefe hier angekommen. Wahrscheinlich antwortet Eduard,? heute,? schreibe ihm-

Ik had nam. gevraagd of ze ziek waren, na al die dagen in vreeselyke spanning gewacht te hebben-

Te Padua woont de ‘vriendin’ die m'n vrouw... aanleiding gaf om Holland (en my!) te verlaten, en by wie ze toch maar kort blyven kon. Ik voel dat daar de kinderen tegen my worden opgezet, en vooral tegen Mimi. Had ik nu brieven van de kinderen dan had ik dááruit kunnen opmaken

1o hoeveel geld er moet zyn

2 of ik 't halen van Nonni kon opdragen aan Mimi, tgeen ons eerst plan was, wyl ik zeer onwel ben, en het reizen my god weet voor hoe lang ongeschikt maakt voor m'n werk!

Maar niets wetende, kon Mimi niet gaan. Gedurende al de dagen dat ik in vreeselyke agitatie zat te wachten op bericht, kon ik niets uitvoeren voor Funke! Geld voor de reis heb ik nog net, maar ik weet niet of ik de 2×30 uren kan afleggen, en hier zóó terug keeren dat ik weer aan 't werk kom. Alle poging om te weten of Eduard haar brengen kan (of wil?) of-i daartoe 't noodige geld heeft - kortom alles stuit af op gemis aan tyding. En als ik op reis ga, croiseer ik hem misschien. En als 't lang duurt, heb ik niet genoeg meer. Heb je begrip van zoo'n toestand? Dat alles is een gevolg van dat gaan naar Italie buiten m'n weten en tegen m'n wìl! Dat hebben ‘vrienden’ gedaan.-

Nu over Roorda. Zondag de treurige telegram krygende, zond ik Edu 20 gl. Dit moet ik je geschreven hebben. Begrypende dat hy daaraan niet veel had, en berekenende dat het heen-en-weer schryven naar Holland zoo lang duurde, bedacht ik dat Roorda halfweg woonde. Inderhaast schreef ik hem dus dat-i zoo mogelyk 'n kleinigheid aan de kinderen zenden zou, die hy van my zou terug krygen. Want ik weet dat R. weinig heeft. M'n bedoeling was dat-i te Chateau St Denis (waar z'n werkkring is) ligt 'n bagatel leenen kon. Dat zou ik hem dan rembourseeren als ik van Funke geld ontving. Hoofdzaak was dat de kinderen spoedig iets in handen kregen.

In plaats van dit te doen schryft hy my een larmoyanten brief over z'n financieelen toestand, en zegt dat-i myn brief aan z'n moeder gezonden heeft. Dus juist wat ik vermyden wou: postslymerigheid? Hy schynt niet gevat te hebben dat er haast was. Nu vandaag hoor (ik) dat die lieve oude dame 25 francs aan Eduard gezonden heeft, en wel - dit weet ik - van haar armoedje. Dit nu is my zeer onaangenaam. Den eersten & tweeden dag, ja, en ook den derden nog was er behoefte aan 'n kleinigheid. Dáárom vroeg ik Roorda. Nu echter zyn er wel nog honderden noodig, maar die 25 francs (en wel uit 'n armoedige bron!) helpen nu niét. Kortom, ik zend ze haar onder zeer beleefde (en welgemeende!) dankbetuiging aan háár, terug. Met de lamlendigheid van Roorda zelf zal ik later afrekenen.

Maar wat deed nu die goede vrouw? Ze zond (schryft R.) myn brief aan haar zoon te Scheveningen, en:

‘om met Vosmaer raad te schaffen’

zegt-i er by.

Dít is me zeer onaangenaam.-

M'n toestand is ondragelyk! Bedenk dat m'n hoofd er niet naar staat alles precies te analyseeren. Ik kan me in de te nemen maatregelen niet wenden of keeren. 't Liefst ging ik op den spoor zitten om Non te halen en dit zal dan ook wel 't slot zyn, want by die ‘vriendin’ te Padua laat ik haar niet. Maar besef nu de moeielykheid alles goed te doen marcheeren, als 't kind daar tegen M. is opgezet! Och na 't ontvangen van het bericht, was Mimi zoo verheugd in 't vooruitzicht lief voor Nonni te zorgen. En dit zou ze ook, daar ben ik zeker van. Is 't nu niet bitter dat ik in m'n pogingen zoo word gedwarsboomd door vreem-den die de kinderen zelf doen meewerken om my m'n taak nog moeielyker te maken?

Jammer dat ge onlangs niet langer hier bleeft. Als ik toen naar myn zin U alles uitgelegd had, zoudt ge me nu beter begrypen - De zaak is zeer ingewikkeld. En dit alles ware zooveel makkelyker als ik me goed kon roeren in 't geldelyke. Verbeelje, ik meen krankzinnig te worden van verdriet, en ben zeker dat men de kinderen vertelt dat ik me hun niet aantrek. Wat ik deze week geleden heb, is niet te beschryven. Ik heb Eduard elken dag geschreven, en ontvang geen antwoord! Geen letter over de ziekte, over de laatste oogenblikken zyner moeder, niets! Zelfs op 'n ‘antw. betaalde’ telegram van woensdag, geen antwoord. Dit nu ligt aan z'n vertrek naar Padua, maar waarom niet geschreven?-

Ook voor Mimi wordt de taak nu zwaarder. Ze was zoo bly dat Non hier zou komen! Myn vrees dat haar jalouzie verdriet zou berokkenen, deelt zy niet. En zeker is 't dat ze nooit iets wil dan 't alleredelste. Ze zou zich hebben opgeofferd voor Nonni, zoolang die ééne zwakheid niet in 't spel kwam. Maar nu?-

Ik denk dat ik van avend op de spoor ga zitten, schoon 't jammer is. Want ik heb 'n leverziekte en die is door de smart der laatste dagen hevig. Wanneer zal ik weer aan 't werk komen?-

Och, wat baten al die jeremiaden? Ik moet dragen wat er te dragen valt, doch moet erkennen dat het me zwaar valt.

Adieu! Groet J.

Uw vriend

Dek

Als ik op reis ga, adresseer uw brieven aan

Madame D D

&c

Hebt ge nog meer geld aan Edu gezonden dan die f40? Ik zond hem f 20 + f100.

Als ik meer zend, houd ik niet genoeg voor de reis. 't Bezwaart me nu al Mevr. Roorda die 25 francs terug te zenden. En toch dit was noodzakelyk! Ik moet weten hoeveel geld Eduard ontving, om te kunnen beoordeelen of-i Nonnie brengen kan, of halverwege-