Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

3 september 1874

van

Multatuli

aan

Mina Kruseman (bio)

 

Volledige Werken. Deel 16. Brieven en dokumenten uit de jaren 1873-1874 (1984)

terug naar lijst

*3 september 1874

Brief van Multatuli aan Mina Krüseman. (Leven II, blz. 257-259.)

Wiesbaden, 3 Sept. '74.

Beste Mina, dank voor je brief van eergister, dien we pas heden ochtend ontv. omdat het gister hier 'n zondag was.

(....)

Ik begryp dat je 't druk hebt, en zal je daarom (en ook omdat ikzelf 't druk heb) maar weinig schryven. Ik wou je maar even zeggen - neen, nazaniken is vervelend. Och, denk nooit weer zulke zotte dingen. Maar weet je dan niet dat we liever de volle hand in 't vuur staken dan jou verdriet te doen? En al was je 'n vreemde, dan nog zou de manier waarop ik - in geval je driftige suppositie juist ware geweest - al heel ellendig gemeen zyn moeten om zóó slinks iets te beknoeien achter je om! Hoor, 't doet me toch verdriet. Ik zag liever heel Antwerpen in de lucht vliegen met Vorstenschool er by, dan zelfs jegens 'n ander zóó te intrigeeren. Meid, meid, waar waren je gedachten! En waar was je hart?

Schoon blyft het altyd dat je zoo snel lucht gaf aan je (gekke!) meening! Dit is één geluk!

Zou je wel gelooven dat ik nóg niet recht weet of vat, wat dan eigenlyk m'n motieven zouden geweest zyn? Van Antwerpen heb ik (even als de Geyter) weinig idée. Ook ik vrees dat het ‘vallen’ daar nadeelig zou werken op uw plan... Och, misschien ook niet. Ieder zou zeggen: ‘O, dáár te Antw. met hun vlaamsch! Dát 's geen wonder. Maar als M.K. de Louise speelt, zal 't hier zeker beter gaan. En dit is myn opinie ook. Want, deugniet, het is niet waar dat ik weinig idee van je talent heb. Ik zeide maar dat de opinie der holl. kranten me niets waard was, wyl ik de zucht tot tegenstelling ken.

Misschien zullen ze in November zeggen: ‘O, als schryfster laten we haar gelden, maar als actrice... neen!’ Prepareer je daarop! en ook ik zal 't op z'n tyd in 't licht stellen. Onze pers, ons publiek, ons volk, onze tyd,... alles is klein, afgunstig, nydig. Men wil uit besef van laagte alles wat uitsteekt (en dit doe je, al ware 't door je onafhankelyk karakter alleen †!) naar beneden halen. En 't vulgairste middeltje is 't pryzen in één zaak om daarop afkeuring van wat anders te gronden. Ik doelde hierop reeds in den Havelaar, waar ik voorzag dat men ook my op die manier zou aantasten.

Nu, dát is de reden waarom ik het geroep over je talent als actrice niet voor welgemeend houd voor ze 't herhalen, na je als actrice gezien te hebben. Maar dit is geheel iets anders dan dat ik weinig idee van je talent hebben zou. Hoe kan je me in een adem noemen met ‘zoo velen, die getracht hebben je te décourageeren.’ Je zet me daar in mal gezelschap! Zelden of nooit deel ik 'n meening of 'n poging of 'n begeerte met ‘zoo velen!’

Ja, ik ben toch verdrietig over die historie! Je zegt (en volkomen naar waarheid!)


‘Ik heb u zoo eerlyk al m'n correspondenties gezonden, brieven en antwoorden, copien van alles...’

Juist, lieve Mina, juist! Welnu, zoo innig lief en hartelyk dit van je was, even zoo hartelyk en dankbaar was dit ontvangen! En dit zeg ik niet nu eerst, maar we waren aangedaan over je heerlyke vertrouwelykheid! Ik wou dat je er by waart geweest toen we dien brief kregen uit ‘hôtel Weimer.’ We vermaakten ons met uitrekenen van dagen en uren. De brief van V.O. & Albr. je daarop gevolgde reis, je conferentie, den uitslag, en je schryven aan ons! Heb ik of Mimi je niet geschreven dat dit alles ons zoo trof? Myn en onze stemming was héél anders dan je verdriet te willen doen, of - erger nog, foei!

Maar lieve beste Mina, al was jy 't niet geweest, hoe kon je op 't idee komen van zoo'n machinatie? Meid, meid!

Ik zal nooit anders van jou denken dan 't allernobelste, maar dit behoef ik me niet voor te nemen. Ik zou niet anders kunnen.

(....)

Gut, en heb je gedacht dat Mimi... Nu! Dát 's komiek. Wáár is het dat ze aangestoken is door jou go-ahead! Ze wil werken, voortbrengen, geld verdienen, onafhankelyk zyn. Dat 's waar! Maar gedeeltelyk was dit reeds haar streven heel lang geleden. Ze heeft altyd geprobeerd zelf iets te zyn, zichzelf te helpen. (En ook my, veronderstel ik, nu dit 's hetzelfde). Maar 'n plannetje om jou - als 't ware te supplanteeren, zou niet alleen slecht zyn, maar dom ook. Zy en ik zouden willen dat daarop kans was. Misschien zou dat je zelf genoegen doen, ik bedoel als dit slagen kon, schoon 't dan nog altyd gemeen bleef het te doen. Doch er kan geen spraak van zyn. Ik beweer dat Mies niet de physieke moyens heeft. Dit schreef ik je immers? Haar stem is niet krachtig, en mist - naar mijn gehoor - de noodige buigzaamheid. Ook hierover heb ik de beschuldiging moeten hooren van décourageerigheid! 't Is wel hard voor me.

Ja, Mimi streeft, probeert, spant zich in. En 't smart me zoo als ik soms - of dikwyls - haar moet storen in illusien.

(....)

Myn oordeel is op ver na geen evangelie, en 't is zoo pynlyk voor me altyd af te keuren, of maar zóó zóó goed te vinden. Dan heeft het den schyn of alleen mooi is wat ikzelf maak - O God, juist m'n eigen werk hangt me 't meest de keel uit, gelyk byna alle bellettrie! Ik vocht liever, maar daarvan kan men nu helaas niet leven!

Dus: Mimi wil werken. Praktisch, produktief werken! Maar ook zy zou zeker, evenals ik, zich liever de vingers afbyten, dan jou verdriet te doen! Wanneer ik al in-staat was zulke gemeene plannen te maken, zou ik er by haar niet mee kunnen aankomen, vooral niet tegen jou! Want ze houdt zoo innig veel van je. Maar lieve Mina, dit schreef ik je immers meer dan eens! Je moet dan 'n oogenblik toch gedacht hebben dat dit gelogen was! Och 't spyt me zoo!

Ik zit nu te bedenken hoe ik 't moet aanleggen om de Geyter tot u te brengen.

(....)

Toch wou ik graag dat je met hem, en daardoor met de Antwerpsche Tooneelzaak in aanraking kwam.

Op de 2e blz. van dezen brief staat 'n kruisje. Ik wou daarbij zetten dat je niet alleen door karakter uitsteekt, maar ook door talent. In je Huwelyk in Indië zyn prachtige stukken. M'n aanmerkingen betreffen slechts de byzaken, voornamelyk de ordonnantie van 't geheel, het lasschen zooals de schrynwerkers zeggen.

Maar ik kan je niet genoeg zeggen hoe alle schryvery me dégouteert! Dat zinnetjes maken, dat gedachtetjes uitspinnen - ik ben er misselyk van. Hoofdreden misschien is 't besef van de onvruchtbaarheid! Alles wat men denkt, uitpluist, concludeert en uit, stuit af op eigenbelang. Dit nu vooruit wetende, is 't 'n verdrietig werk altyd stroo te dorschen.

Zeg, je hoeft volstrekt niet te antwoorden op m'n nazaniken! Alleen verzoek ik je heel ernstig dat je my je lieve vertrouwelykheid niet onttrekt. Dat zou al heel verdrietig zyn!

Nu ga ik aan De Geyter schryven.

(....)

Mag ik hem zeggen dat ik je beleefd verzocht heb hem uw boeken te zenden?

Antwoord alleen op dit laatste, lieve Mina. De rest van m'n brief (nazaniken) heeft geen antwoord noodig. Gut, ik ben zoo bly dat je 'n flater gemaakt hebt. Nu ben je geen ‘trotsche schoone’ meer.

Dek.