Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

18 augustus 1874

van

Mina Kruseman (bio)

aan

Mimi Douwes Dekker (bio)

 

Volledige Werken. Deel 16. Brieven en dokumenten uit de jaren 1873-1874 (1984)

terug naar lijst

*18 augustus 1874

Brief van Mina Krüseman aan Mimi. (Leven II, blz. 211-214.)

kabaja: kledingstuk van javaanse vrouwen, wit jakje, vaak met borduursel, dat op een gebatikte wikkelrok wordt gedragen (sarong en kabaai); ook wel een wijd, tot over de heupen afhangend gekleurd jasje, bovenaan met een speld of broche vastgemaakt.

badjou pendik, badju pèndèk (indon.): een zeer kort jasje.

badjou torrow, badju toro (indon.): een ouderwetse lange koetsiersjas.

Brussel, 18 Augustus '74.


Ook dezen mag D. voorlezen.

Beste Miesje! Ik heb uw beide brieven ontvangen en weet waarlijk niet op welke vraag u 't eerst te antwoorden, over welk onderwerp u 't eerst te spreken; ik heb zoo veel te doen tegenwoordig dat ik er haast niet meer uit kan komen. Avant tout. Ziehier een stukje copie van mijn brief aan

(....)

Ja, komt in Rotterdam als gij kunt, dan zult gij onze saaie hollanders eens wakker zien! Ik reken op een ongehoord lawaai, want al wat ik vijandig in ons landje heb, zal den eersten avond present zijn om mij te vernietigen, en te jouïsseeren van mijn val.

‘Siffleeren mogen ze’ - heb ik tegen mijn Direkteuren gezegd, ‘maar zij zullen er voor betalen, verdubbelt gerust de prijzen der plaatsen, want mijn vijanden komen toch.’

Over die fraze waren mijn D. verrukt.

‘Jufv. Kr. geef me de hand, we begrijpen elkaar, wij zullen 't samen zeker goed vinden.’ De arme stakkerts waren bang misschien dat ik na de 1ste représentatie reeds weg zou loopen, als ik niet dadelijk, à l'unanimité des voix, voor een merveille werd uitgemaakt! Ik, die zóó veel van strijden houd, wat zou dat vervelend wezen! Nu zit ik kabajas en badjou pendiks te maken voor mijn aanst. kameraden, die van dergelijke fatsoentjes geen idée hebben, en nauwelijks begrijpen zullen hoe zij de dingen aan moeten trekken! Wat ga ik ze toetakelen! De naaister, die ik een vuurrood badjou torrow liet kijken, slaakte een kreet van verontwaardiging. ‘C'est une honte d'atiffer ces pauvres gens comme ça! Si moi j'étais à leur place, je m'habillerais tout à fait à la mode et je vous planterais là avec vos loques qui ne ressemblent à rien!’ - Zie je die arme javaantjes met hun bloote pootjes, geheel à la mode gekleed!

Jantje Brinkje laat me nog steeds op zijn vereerende letteren wachten! Hij zal zulke intéressante dingen in Antwerpen te vertellen hebben, dat hij met 't ordinaire zijn hoofd niet meer kan breken! Mijn arm blondinetje, dat hem een heel mooi stukje gezonden heeft, wacht ook nog altijd op antwoord. Ce que c'est qu'un homme éminent! We zullen hem nog eens dienen te herinneren aan 't bestaan van gewone stervelingen!

Miesje-lief, je hebt mijn ‘compromitteeren’ van verleden anders opgevat dan ik 't bedoeld had, niet sérieux genoeg, niet verlammend, niet verpletterend, zoo als ik 't meende.

Wat kan jullie de opinie schelen van een straat- of restauratie-publiek? Niets, natuurlijk. Wat raakt je zelfs de opinie der geheele menschheid, zoo lang je uit haar klauwen kunt blijven? Niets! Maar wanneer je in haar klauwen valt? Wanneer je datzelfde straat- of restauratie-publiek als rechter accepteert en 't om een middel van bestaan vraagt, om goedkeuring, sympathie en steun. Begrijp me goed, ik vind niets op uw leven aan te merken (dit heb ik u trouwens getoond) ik ga verder nog en vind uw leven zelfs 't ideaal van een vrouwen-leven; maar dit in onzen tijd ook alleen in afzondering waarin ge u thans bevindt. Gij kunt niet met de buitenwereld in aanraking komen zonder gekrenkt en gegriefd te worden en zonder dat elke beleediging, u aangedaan, terstond terugwerkt op Dek, die tegenover de wereld geen recht heeft u te verdedigen, geen kracht u te rechtvaardigen. Uwe positie is scheef, is valsch, domineert u, in plaats van door u gedomineerd te worden en doodt 't prestige, dat gij volstrekt noodig hebt om u staande te houden tegenover een publiek waarvan ge afhankelijk zijt.

Waarom trouwt gij niet? - Vraag dit eens aan Dek, uit mijn naam. Getrouwd zoudt gij elkaar kunnen steunen, nu vernietigt gij elkander. Zijn vorig huwelijk is toch versleten, verbroken, weg, vooral voor de buitenwereld, die 't een leugen noemt, een masker, enz. Zeg niet: ‘hij kan niet divorceeren om deze of gene reden, hij heeft zus of zoo geschreven’ of iets dergelijks. Zijn leven van nu is een gruwel in 't oog van 't dom publiek, dat hém vooral alles vergeven kan, behalve dubbelheid. Hij kan, met zijn oprechtheid en zijn streven naar waarheid doen wát hij wil en zich verantwoorden over alles, maar... dubbelheid?... Ik wou dat hij kracht had in publiek en dat kon hij hebben, dat moest hij hebben. Eerst een divorce, openlijk, zoo bekend gemaakt mogelijk, en daarna een huwelijk met de vrouw die tien jaar lang vrijwillig zijn armoe gedeeld heeft, en dan heeft hij de kracht die hij nu mist, dan kán hij wat hem nu niet mogelijk is.

Noem mij niet ouderwetsch bevooroordeeld, omdat ik u zóó schrijf, want dat ben ik niet, maar ik voel de onoverkomelijke moeielijkheden, waarmee gij beide te worstelen moet hebben, telkens wanneer gij met de buitenwereld in aanraking komt en iets, wat ook, van het publiek verlangt. Bijv. niets dan dat armzalig théatre-plannetje: Als gij werkt, zal men Dek van laagheid beschuldigen, en werkt hij alleen, dan verwijt men u dat gij zijn vrouw en kinderen het hunne ontneemt. Geloof mij, Miesje, ik weet hoe men over Multatuli denkt en ik gis reeds wat men zeggen zou.

Meen nu niet dat ik ooit met iemand over uwe verhouding spreek, want D. heeft mij verzocht te zwijgen, en ik zwijg - zelfs Papa weet niets meer dan dat er een X. bestaat, die in Wiesbaden woont. Maar de menschen houden Multatuli in 't oog en zijn blij als ze wat boven hun staat naar beneden kunnen halen, omdat zij zelv' te laag staan om zich tot hem op te heffen. - Enfin, ik wou dat jullie getrouwd was, voilà!-

Hoe moet ik aan met Vorstenschool? - Welken kant moet ik uit om de condities te regelen naar den zin van D. als we tot opvoeren komen? Verzoek hem eens mij haarklein op te geven wat hij verlangt, dan zal ik mijn best doen te slagen, selon ses ordres. Ook of gij meespeelt en welke rol? - Als hij hem u leert zoudt gij mogelijk wel met de ‘Louise’ kunnen débuteeren; van mij hebt gij geen rivaliteit te vreezen, mijn eerzucht is maar een middel, geen doel, en ik zou er even trotsch op wezen u aan een réputatie te helpen als zelve een triomf meer te hebben. Dus, ne vous gênez pas, zeg maar wat gij verlangt, maar maak dat gij getrouwd zijt tegen dien tijd, hoofdvereischte tot een colossaal succès!

Adieu, zeg aan Dek dat hij niet boos mag worden (éénige vriendschaps-conditie) en bedank hem voor zijn briefje.

Mina.