Multatuli.online

15 juli 1874

Brief van Multatuli aan C. Vosmaer, op 14 juli begonnen. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. De rest ontbreekt.

Uw en háár daad: geld van Vosmaer en van Holda of misschien van Mina Krüseman.

Wbaden 14 Juli 1874

beste beste Vos! Wat moet gy beiden wel van me denken, dat ik niets van my hooren laat en dat wel na Uw lieve handelwyze en nu weer na uw stuk in 't Vaderland!

Welnu, ik heb verdriet! Ziedaar de oorzaak. Er knagen zorgen, dépits - och allerlei, aan m'n gemoed. De beschryving zou me te ver voeren, en vervelend maken. Ja, ik ben nu reeds vervelend, want zeker heb ik u reeds meermalen iets dergelyks gezegd als verontschuldiging van m'n zwygen.-

Onze woning is uitstekend. Ik hoop hier lang te kunnen blyven, of liever altyd, want ik verlang nooit beter. 't vreesselyk lawaai dat de pruissische helden maken in hun kazerne, hooren wy niet meer, en dat de toegang tot ons woninkje zoo onaanzienlyk is-

15 Juli - doet er niet toe, wou ik zeker zeggen, want ik werd gestoord. Verbeelje dat ze my 'n briefje thuis gestuurd hebben houdende dat ik belasting moet betalen aan de ‘Evangelische Kirche’. En dat ding gaat uit van burgerlyke autoriteit. (Lands- of gemeentelyke, dit blykt niet. Er staat ‘Steuerempfänger’ zonder meer.) Dat de overheid zich tot deurwaarder maakt van de geestelyken is al heel erg in 74! Nu had ik by de tallooze invulling van bevolking staten, fremdenlisten &c &c. altyd de kolom ‘Religion’ of ‘Confession’ geillustreerd of met ohne of met Dissenter. Dit laatste namelyk gaven ze in den mond, door 'n annotatie: wie tot geen der hier te lande erkende gelooveryen behoort, mag invullen: ‘dissenter.’ En daarmee schynt de evangelische kerk geen genoegen te nemen. Ze wil geld hebben voor haar geloof. (Er wordt te Wb. zonder de minste noodzakelykheid en uit pure brooddronken weelde, 'n nieuwe kerk gebouwd!)

Nu is 't gevorderde een kleinigheid als som, maar overigens, denk eens na, die evangelischen eischen een zesde op de Landesbelasting waarvoor men aangeslagen is! Dat bedraagt wat in 't Deutsche Ryk! En men klaagt over militaire budjetten!

Nog eens, 't sommetje dat ik zou te betalen hebben is gering, maar als principe zaak maakt het me woedend. Mimi is naar den Ontv. gegaan die t billet had gezonden. De man hield de gewone malle praatjes. ‘Man muss doch eine Religion haben.’ En hy vroeg hoe 't dan ging met doopen?

- We doopen niet.

En met begraven?

- Ook daarby hebben we geen geestelyke noodig. (Zeer waar. De jonge Opdecoul dien we gemakshalve hadden opgegeven als R.C. is zonder priesterlyke inmenging begraven, en zonder 't minste schandaal.)

Die ontv. verwees haar naar den Evangelischen Kirchenvorstand, een blyk van gebrekkigen administratieven zin. Als 't Land (of de gemeente) iets van my verlangt, moet ik dat met Lands- of gemeentebestuur kunnen afmaken. Ik heb 't recht die Ev. Kirchenvorstand te ignoreeren, dunkt me.

Enfin, ik schreef 'n briefje aan dien Ontvanger, waarby ik hem zyn Zettelchen terugzond onder opmerking dat ik noch tot de evangelische noch tot eenige andere gemeente behoorde. Daar hy nu aan Mimi gezegd had dat men kiezen moest (m.a.w. dat er moest betaald worden) vroeg ik hem naar de wet die dat voorschreef, en zei dat ik niet gelooven kon dat men iemand gesetzlich dwingen zou 'n valsche verklaring afteleggen. ‘moch dit echter wel zoo zyn, schreef ik, dan zou ik my genoodzaakt zien onder protest voor 't Katholicismus te opteeren omdat ik verneem dat dit geloof iets goedkooper is.’


(Verbeelje de joden betalen 88% op de Landsbelasting.
Vandaar die mooie Synagoog!)-

Die heele vertelling gaat jelui eigenlyk niet aan, dat 's waar. Maar ze kreeg 'n plaatsje om te verklaren waarom ik gister zoo brusque afbrak. Ik werd zenuwachtig van dat gemaal over die kerk.

- Gut, laat je toch niet irriteeren door zoo'n nietigheid, zeggen de wyzen.

Welnu, 't is daarmee als met de duellen. Zelden is de ostensible aanleiding tot 'n twist, de ware oorzaak. Ik was al gepredisponeerd tot ergernis, en ben het nog. Hierin lag sedert weken al de oorzaak van m'n zwygen. Als gyl. goed wist hoe ik aan U gedacht heb, zoudt ge niet boos op me zyn. Daar ge dit niet weet, zou ik 't niet vreemd vinden als ge 't waart. Welnu, verdenk me nooit van lamheid of lauwheid. Ik zal nu gaan uitleggen wat me hindert.-

Sedert langen tyd had ik niet gewerkt, en was dus geldelyk achteruit. De oorzaken van dat niet werken ga ik nu voorby. Ze zyn allen van den aard die aan sommigen doen zeggen: ‘maar ik zou me dat zoo niet aantrekken.’ Ik trok me velerlei dingen wèl aan, en 't maakte my onmachtig. Goed of niet goed, het was nu eenmaal zoo. 't Gevolg was dat Funke, die zeer goed en hartelyk voor my is, reden heeft tot ontevredenheid, want al kende hy de oorzaken die my verlammen, en al kon hy daarvan den noodlottigen invloed beseffen, hy is en moet zyn: koopman die waren noodig heeft voor z'n geld. Tot heden toe is hy allerhumaanst, hy maant weinig en verwyt niet. Dit is verstandig ook, want ik maan en verwyt scherper dan hy zou kunnen doen. Die ergernis over m'n onmacht werkte (als de meeste oorzaken) met dubbele kracht. Ik ergerde my omdat ik niet werkte, en kon hoe langer hoe minder aan 't werk komen omdat ik my ergerde. Uw bezoek was my een ware vreugde, en ik wou de daaruit ontstane vriendlyke indrukken gebruiken om m'n ziel wat opteknappen, wat ook zeker zou gelukt zyn, als niet die onverwachte verhuizing er tusschen gekomen was. Dit woord ‘verhuizing’ is onjuist. Ik zou haast dien kerel bedanken dat-i ons gedwongen heeft eene zoo prettige woning te vinden. Sedert Lebak heb ik niet zoo goed gewoond. t Is in één woord, voor onze behoeftetjes uitstekend. Daarvan zal je ooggetuige zyn, hoop ik, en - wie weet! - misschien zy ook!

‘Verhuizing’ beduidt dus hier, die byzaken. Die bandiet had ons vreeselyk geplukt. Ik sla nu de byzonderheden over, die in 't komische loopen. (Hy opperde zeer serieux de verdenking dat wy 'n spiegeltje in de voorkamer kleiner hadden gemaakt!)

Veel aardsche zaken komen ten-slotte op geld neer, en ik zal op dezen tekst ook ten uwen aanzien straks terugkomen, maar nu eerst my houden aan m'n ergernishistorie. Geld dus! Reeds gedurende uw verblyf alhier had de lieve Mathilde, of liever haar broer Jozef, in de meening zeker dat het verblyf van haar en haar overleden broeder Theodoor my bezwaard had, my geld gezonden. Ik voelde dat dit hun kracht te boven ging, en dacht: voor 't oogenblik, goed, maar 't moet snel weer in orde gebracht worden! Het likwideeren van die zaak bracht ik dus op m'n agenda. En op die agenda stond reeds veel! Ook byv. Italie. Daar ik slecht of niet werkte gedurende langen tyd, kunt ge nagaan dat ook dáár 'n focus van zorg voor my gloeide. Maar dit was alles niet. In een woord, ik voelde my zeer beklemd, en in plaats van na uw vertrek flink aan 't werk te kunnen gaan, opgefrischt door de prettige aanraking met u, sukkelde ik met allerlei bezwaren. Het verhuizen naar 'n ongemeubileerd verblyfje was moeielyk, maar eens tot stand gebracht, allervoordeeligst. Nooit had ik ingezien hoe dom het is huur voor meubels te betalen. Met het beetje dat we hadden (zeer weinig na de roovery van die Bristeau: wy hebben voor de maand die hy by ons gewoond heeft volle huur moeten betalen, en 't bedje waarop Th.o.d.C. gestorven is, moesten wy overnemen voor f142!) nu we brachten 't zoover dat we wonen konden. Wel ontbrak er veel - de gordynen-historie kent ge - maar we haalden adem toen we ons thuis voelden, op eigen stoelen zaten en 'n eigen kast hadden. Van stoelen gesproken, die waren gekocht voor geld dat de lieve M.K. ons gezonden had.

De slotsom was:

1.o blydschap over de nieuwe wyze van wonen.
2o Gedruktheid dat ik van zooveel kanten hulp noodig had gehad, en let wel, van personen die't niet deden van hun overvloed!
En bovendien, Italie!-

Deze grieven deden my zeer, en wel vóór uw hartelyke ondersteuning die zoo heerlyk te pas kwam, en waarvan ik thans nog elk oogenblik geniet.

In de niet-gordynen stemming dan - ik was bang dat onze verhuurder daarin aanleiding vinden zou ons de deur te wyzen - zette ik na lang gepeins en met weerzin 'n zaak door die my toescheen gewenscht en noodzakelyk te zyn.

Om aan alle bezwaren 't hoofd te bieden moest ik wat rust hebben tot werken. Om die rust te koopen, moest er geld zyn. Welnu, voor 'n maand of zes had my 'n schatryk man z'n hulp aangeboden. Dit geschiedde zonder aanleiding van myn kant, en vooral ongevraagd. De termen waarin dat aanbod vervat waren, klonken allerhartelykst. ‘Het was de vraag van 'n bewonderaar, zeidi, van 'n vriend.’

Ik besloot me tot dien man te wenden, en wachtte antwoord toen Uw brief kwam met de f200. Ik kon niet gelooven dat dit antwoord afwyzend wezen zou, of zoo als later bleek, uitwykend en wel zóó dat ik terstond moest antwoorden dat het my leed deed z'n aanbod voor iets anders dan 'n jongenspraatje gehouden te hebben.

Hoe dit zy, dit wist ik niet toen uw hulp kwam. Ik was innig bly voor my, want waarlyk 't kwam tepas! Maar aan den anderen kant bezwaarde het my - ge weet nu dat ik reeds in zoo'n bezwaarstemming wás - dat ook gy u ontblooten zoudt. Uw en háár daad behield dezelfde waarde, maar ik voelde op den achtergrond den wensch - hoe zal ik zeggen? - toch vooral te zorgen dat uw beider hartelykheid niet mochten worden gebruikt als &c

En aan dien wensch zou voldaan worden, meende ik. Want... weigeren kon myn geldman na z'n onuitgelokt antwoord niet! Er is gebleken dat-i dit wel kon. Nu ja, hy weigert niet, maar schryft me op 'n manier die my tot weigeren dwingt.-

Zie beste beste kerel, dat is gedurende de laatste weken gepasseerd, en gedeeltelyk daaraan is te wyten dat je zoo weinig van me hoorde. Ten slotte van die historie de opmerking dat 'n dergelyk verloop van toegezegde en onthouden hulp my zeker al 20 maal te voren kwam. Men begint met groote hartelykheid my optewarmen en uittenoodigen tot het aannemen van hulp, ik weiger, en weiger nog eens, en wanneer ik ten laatste door nood geperst meen myn plicht te doen door 't overwinnen van den afkeer dien de zaak my inboezemt, dan dwingt men my, vrindelyk - of onvrindelyk! - te bedanken. De voorbeelden van zoodanige handelwys zyn zóó menigvuldig, dat ze doen denken aan afspraak. Hoe die kerels 't aanleggen zoo typisch op elkaar te gelyken, begryp ik niet. Altyd dezelfde foppery, en dat wel sedert jaren! De keeren dat ik naar huis schreef of telegrafeerde: wees opgeruimd, we worden geholpen, ik zal rustig aan 't werk kunnen

(....)