Multatuli.online

27 maart 1874

Brief van Multatuli aan C. Vosmaer, op 26 maart begonnen. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

Het eerste gedeelte is enkel in gedrukte vorm bekend (Brieven IX, blz. 293; Brieven W.B. IX, blz. 203). Naar Mimi meedeelt, zijn er middenin een zestal regels verminkt; gezien de bewaard gebleven tekst mag men aannemen dat de autograaf een dubbel velletje postpapier zal zijn geweest. En daar de tekst met een onvolledige zin begint, zal er een voorafgaand dubbel velletje zijn verdwenen. Ook het slot ontbreekt. Oorspronkelijk moet de brief dus hebben bestaan uit vier dubbele velletjes, waarvan het tweede enkel in gedrukte vorm bekend is, en alleen het derde als autograaf is bewaard gebleven. Daar het vijfde van de zes ongedateerd gedrukte fragmenten (Brieven IX, blz. 286-288; Brieven WB IX, blz. 198-200) een toespeling bevat op de brief aan Vosmaer d.d. 23 februari, is dit aan de onderstaande tekst toegevoegd.

voire: ja zelfs (fr.)

Ons logeetje: de zuster van Theo Op de Coul.

tout étonnées de se trouver là: stomverbaasd zich dáar te bevinden (fr.)

Aeste: meerv. van Ast, tak, dikke tak (d.)

Chambord: Henri-Charles-Ferdinand-Marie-Dieudonné d'Artois-Bour-bon (1820-1883), postume zoon van de Duc de Berry, enige kleinzoon van Karel X, en sinds 1844 de enige kroonpretendent in de lijn-Bourbon.

Opeyne: opinie, denkbeeld; citaat uit de kroniek van Melis Stoke.

petilleeren: pétiller (fr.) bruisen, sprankelen.

(....) het werkelyk komponeeren. Van 't stelen sprak ik reeds. Ik heb 'n goed geheugen voor muziek en plaag m'n gezelschap dikwyls met den gedurigen uitroep: dat stuk is van die, dat is daaruit. Daarom was mimi zoo bly dat ik er niet was toen ze die symfonie van Beethoven zoo mooi vond. Ik erken dat ik niet genoeg stukken uit den vóór-Beethovenschen tyd ken om hem te beschuldigen van diefstal. Maar by analogie oordeelende...

Het publiek steekt ook Gounod in de hoogte, en heeft dus ook niet gehoord hoe die meester gestolen heeft! Als gy en ik - als auteurs - het deden, werden we gesteenigd. Toch moet ik erkennen dat Gounod discreet is geweest. Schoone stukken heeft-i met rust gelaten.

Compositie? Ei? Laat 'n duitsche actrice 3de rang reciteeren: ‘Mein Herz ist schwer, meine Ruh' ist hin’ en zie eens of Gounod iets heeft gecomponeerd wat halen kan by eenvoudige mondelinge voordracht.

Meen niet dat ik uit smaak tegen muziek ben. Integendeel. Ik houd er veel van, en worstel tegen m'n eigen indrukken. Maar juist omdat ik die indrukken voor ziekelyk houd - wat ik ook opmerk by anderen - roep ik oordeel en kritiek te hulp.

Iets van m'n opmerkingen dienaangaande betreft ook 't verzen maken, ook al vind ik die verzen zeer schoon. Ik zal dit niet beredeneeren, maar u in staat stellen m'n indrukken te begrypen, voire te deelen. Neem 'n bundel verzen van Mr. W. Bilderdyk en z'n vrouw. (Let wel dat ik hier die verzen zelf niet kritizeer. Stel dat ze mooi zyn!) maar: lees. Lees door!

Kies liefst 'n paar ‘op den dood's’ van een hunner menigvuldige kinderen.

Ja, lees dóór. Meen niet dat ge moogt bladeren, overslaan, neen geniet volop wat er te genieten valt. Ik gis, dat ge myn indruk zult begrypen. 't Is hier schoon lenteweder. Onze logee komt me zeggen dat ze met Mimi gaat wandelen. O, je zult het hier lief vinden. En we hebben geen 10 minuten te gaan om ‘buiten’ te zyn. Onze straat zelf ligt al op een der heuvels die de stad omringen.

Voor vier dagen maakten wy 'n wandeling naar Frauenstein waar 'n ruïne is die my interesseert omdat men er niet inkomen kan. Ik wil 't toch eens probeeren. En daar is 'n linde die vele eeuwen oud is. De arme kerel is haast geen boom meer en wordt met kunst en vliegwerk in elkaar gehouden. Toch... coquetteert hy elke lente met jonge blaadjes, tout étonnées de se trouver là.

Zeg, is er een hollandsch woord voor Aeste? Die dikke armen kan men toch geen takken noemen?

(....)

Maar stom is-i. Ik begryp dat men gek zou worden door nooit antwoord te krygen op al de vragen die men zoo'n ding doen wil.

En den vorigen dag waren we naar Rambach geweest waar de grondvesten zyn van 't romeinsch castellum. Komiek, 't dorpskerkje staat binnen den muur, en daar ligt ook 't kerkhof. Toen de romeinsche legionaires dat bouwden hadden ze niet kunnen droomen dat ze 'n christen kerkhof omheinden!

Van 't jaar heb ik nog niet op 'n (omgewoeld en leeggeplunderd) germaansch graf gezeten. Nu de uitgehaalde zaken kan men hier in 't museum zien. Die oude Germanen interesseeren my zeer, en ik ben boos op de romeinen dat ze ons zoo weinig van die menschen meedeelen. Liever nog wist ik iets van de Celten. Ik houd voor zeker dat de meeste dorpsbewoners in deze streken (mits wat ver van hoofdsteden) Celten zyn, en kyk ze 'r dikwyls op aan.

Komiek, ik geloof dat ge van my houden zult. Als ge my ziet, schrik dan niet van m'n bleek gezicht. Ik ben zeer gezond en kan loopen, klauteren etc., o beter dan jonge lui.

27 Maart 1874

Ik verzond gister m'n brief niet. We kwamen veel later thuis van de wandeling dan ik gedacht had, en onder 't loopen en klauteren hinderde my gedurig de vraag: of 't wel goed was juist nu aantedringen op uwe komst. Misschien niet!

Kerel (....) ik zit in 'n malle verwikkeling. Ik weet wel wat ik doen moet maar heb den moed niet, of hoe moet het heeten? Er moet iets worden afgesneden - 'n beroerde geschiedenis!

Ons logeetje, een best lief kind, hindert me. Het kost me oneindig veel haar voor 't hooft te stooten. Ze is hier zoo gaarne! En geheel vry in myn bewegingen ben ik niet, want ikzelf gaf haar grond om te hopen dat ik haar niet voor 't hoofd stooten zou. Daarop rekent zy, en... en... ik kan er niet van werken!

Reeds is door Mimi gedoeld op onze bekrompen localiteit, vooral nu ik met 1o April 't kamertje verlies dat ik 'n verdieping hooger gehuurd had. Maar ze antwoordde daarop dat zy 'n woning voor zichzelf huren zou. Dit helpt me niet. Want eigenlyk is 't gebrek aan localiteit byzaak. Maar ze maakt aanspraak op meer hartelykheid dan ik op-den-duur geven kan. Misschien ook heeft ze daarop aanspraak, want ik heb me wat al te vriendelyk getoond - en ik meende het! - vóór haar komst. Nu heeft ze haar heele toekomst op my gezet, en... ik zit er mee bezet! Als ze hier blyft - by ons wonende of niet! - agiteert my 't idee dat ik haar verwaarloos, even erg als 't niet-verwaarloozen my zou uitputten. En ik kan niets missen voor m'n werk. Elke afleiding van dien aard komt me zeer spoedig op broodsgebrek te staan.

Toch is zy te goed en te lief om haar te bruskeeren. Ik kan het niet. Dit alles bezwaarde my gister op en na de wandeling. Och, die zaak is zoo moeielyk. Toen haar zieke broêr nog leefde was haar hier-zyn gemotiveerd. Maar nu?

Denk van deze verhouding geen ordinair kwaad. Och neen! Eigenlyk zou dát minder beduiden, ik althans zou dáárvan geen hoofdzaak maken, maar dat terugstooten van haar aanhankelykheid. Telkens ben ik brusk en lastig om niet hartelyker te wezen dan eigenlyk goed is, en daaruit volgt dus weer 'n hartelykheid die grooter is dan noodig wezen zou als ik geen onvriendelykheid had te boeten gehad. 'n Vervloekte historie!

Maar U gaat nu alleen de vraag aan, of 't goed wezen zou hier te komen voor wy op dat punt (wy = Mimi & ik) wat loisir hadden. Voor Mimi is 't ook moeielyk. Zy is allerliefst voor Mathilde, maar ziet in dat de verhouding my agiteert. Nooit had 'n ‘verleider’ - 'n mal woord, en meestal 'n leugen) zoo'n last van z'n verleidsel, als ik van m'n niét-verleiden. Dat 's meer gebeurd! En ik ben zeker dat V. die posities by ondervinding kent.

Toch zoudt ge 't mis hebben als ge dacht dat de zaak hóóg moet worden opgevat. Gut neen! 't Is 'n kwestie van lage soort, 'n geldzaak! Ik kan niet wérken in zulke verwikkelingen.

Of ik nu in dit geval zoogenaamd slecht of zoogd goed handel, de gevolgen zyn voor my 't zelfde. Om Funke en m'n publiek tevreden te stellen, moet ik my evenzeer vry maken van ergernis over m'n eigen koelheid als van toegeven in het tegendeel. Al dusdanige byzaken zyn my over de hand!

Zeg, is er niet in Uw Niet-ezelinnen een fout van opvatting?

't Spreekt vanzelf dat ‘van de schouderen opwaarts’ door U wordt gebruikt als beeld van zedelyke en verstandelyke waarde. Doch zie, juist in dit opzicht had Samuel zich vergist. Chambord zou kunnen zeggen: ‘'t zit 'm noch in de ezelinnen, noch in de grootte (zedelyk of fysiek dan) 't zit 'm in de zalf. Dit blykt uit David. Die zalf nu heb ik, en ik kan dus alle andere dingen missen.-

En een andere opmerking. Dat alle beelden met welwillende bedoeling om den zin te vatten, moeten worden beschouwd erken ik. Idem, dat alle vergelykingen op een of meer punten mank gaan. Maar mag 't ontbreken van juistheid de levenskwestie van de voorgedragen stelling raken? Ik meen dat dit hier 't geval is.

‘Geen ezelinnen.’ Niet nietige by-omstandigheden.
Geen zaakjes.
Best!
Alzoo:
‘Van de schouderen opwaarts.’
Letterlyk beteekent dit: ‘men zoeke iemand van lichamelyke grootte.’ Overdrachtelyk: ‘Dat hy Koning zy die in zielshoedanigheden boven allen uitsteekt.’

Doch zie, juist in het verschil tusschen de letterlyke en overdrachtelyke beteekenis ligt de reden dat de zinspeling geen doel treft, want lichamelyke uitstekendheid valt te constateeren zonder tegenspraak, en over zielevoortreffelykheid is altyd verschil van gevoelen. Juist om 't hieruit voortvloeiend gekibbel te ontwyken, kan de zalf dienen, 'n fictie die 'n betrekkelyke rust geeft.

Men parvenieert niet zonder intrigue. Door 't zalfgeloof ontheft men de koningen van de noodzakelykheid om te kuipen. Ik ben te zeer republikein om 't koninkschap door geboorte te bestryden. Voor alle ongeborenen is de kans om ter-wereld te komen als prins, gelyk.

Of die Chambord 'n echte Bourbon is! - (Berry!) - doet er nu niet toe. Waarschynlyk beduidt de man niet veel, maar voor Koning zoudi zeker even goed zyn als byna ieder ander, en beter dan iemand die meer beteekent. Hy heeft zoo veel verdiensten als er menschen zyn die in de kracht van z'n zalf gelooven, plus anderen die zich gemakshalve neerleggen by 'n fictie welke de meerderheid aankleeft. ‘Opeyne de wereld regeer.’ Zoo 'n koninkschap is 't produkt van al die regeerende opeyne, en als zoodanig misschien te verkiezen.

Wie door wyzen werd verkoren, zou te weinig aanhang hebben om de dwazen te regeeren.

Het stemmen met de meerderheid kan z'n nut hebben. Het versterkt de elementen van rust, d.i. van betrekkelyke welvaart.

Weest hartelyk gegroet, en denkt maar dat ik in 'n moeielyke verwikkeling zit.-

Feringa schryft me dat Profr Tellegen affecteert nooit iets van my te lezen. Ik schryf 'n ‘champagne styl’ zegt-i. Kent ge dien styl? Ik ken Tellegens ‘werken’ niet, maar hy geeft me recht tot de gissing dat ze niet pétilleeren.

Hiertoe behoort abnegatie. Zeker! En:

- Hoe kan jy zoo'n objectiviteit bespreeken, jy die zo vervelend persoonlyk bent?

Wel, ik ben slechts by ongeluk artist! Ik geef er me niet voor uit, en zelfs wil ik 't niet zyn. Ik subjectief? Zeker! Even subjectief, even persoonlyk als 'n kruidenier die z'n rekening presenteert. Dat ik door 'n zonderlingen samenloop van omstandigheden genoodzaakt ben m'n ‘kost te verdienen’ door 't leveren van dingen die aan kunst toucheeren, is me onaangenaam genoeg. Ik zaagde liever hout, en zou dit doen als niet het houtzagen nog slechter betaald werd dan 't schryven. Ik zend geen vel de wereld in zonder vloek.

Ik, kunstenaar? Wel, ik heb er den tyd niet toe. Tien jaren voelen en peinzen en dan 'n paar vel druks. Dàt zou me lyken! En dan zou ik misschien wat goeds leveren, maar nu?

Ik, kunstenaar? Ik heb wel wat ànders te doen! Ik moet schryvery leveren voor de kost.

Ik, kunstenaar? Daartoe is... liefde noodig, liefde voor z'n auditorium! In plaats daarvan bezielt me de bitterheid die m'n arbeid bederft. ‘Kunstenaar zyn’ beteekent in den mond van publiek: iemand die men ongestraft miskennen en mishandelen mag. Ik maak niet de minste aanspraak op 'n (pretense!) hoogte die voorgeeft dat aantenemen als behoorlyk. Waar ik verhinderd werd dezen en genen te geven wat hem toekwam, ben ik gehörig geplaagd, vervolgd, uitge-scholden. Ik blyf by den eisch dat men ook my geve wat me toekomt. Ik begryp niet dat men dit niet begrypt. Verbeeld u dat uw schoenmaker, vernomen hebbende dat gy dichter zyt, u 'n rekening voorlei: 6 + 10 = 30 of 50. Is 't u dan op straffe van verkettering niet geoorloofd te zeggen: mannetje, dichter of niet, ik kan even goed rekenen als jy? En dan in oogenblikken van geestdrift te worden nuchter geschud door de bedenking dat ge tegen zulke schoenlappers 't woord voert. Dat stremt! Neen, 'n kunstenaar ben ik niet. En geen dichter. En geen genie. Ik ben 'n eenvoudig mensch die recht zoekt.

Gut, ik ben u een komieke confidentie schuldig omdat je onlangs iets over vloeken schreef. Ik vloek zelden, geloof ik. Misschien nooit, of 't moest binnen'smonds zyn. Eenige maanden geleden nu, op 'n wandeling en geheel alleen, voelde ik my beheerscht door indrukken... hm! Hoe ze te beschryven? Ja, zoo: ik betrapte my op den gemompelden uitroep: ik ben, geloof ik, sentimenteel, g.v.d. En daarop barstte ik in lachen uit, en nam me voor het u te schryven omdat ik de (geheel ongezochte) koppeling zoo komiek vond.