Multatuli.online

*18 juli 1873

Brief van Multatuli aan H. van Duyse. Afschrift van onbekende hand. (M.M.)

Dit afschrift is blijkbaar bestemd geweest voor publikatie, gezien de aanduiding van een viertal voetnoten, waarvan echter alleen die bij het woord waarschuwde is aangebracht; aldus:

Nam. door zyn ‘Brief van Multatuli aan den Koning over de Openingsrede’, in September 1872 bij G.L. Funke, te Amsterdam verschenen, en in de Ideen (982) overgenomen.

Op de keerzijde onderaan staat een latere aantekening in potlood:

Het fort St George op Elmina (aan de Afrikaansche Goudkust) een destijds bloeiend centrum van negeruitvoer. In 1872 is het ten gevolge van een tractaat aan Engeland overgedragen.

Zie Elmina Winkler Prins

De autograaf van deze brief bevindt zich niet in het Van Duyse-archief, U.B. Gent.

Wiesbaden, 18 Juli 73.

Geachte heer van Duyse!

De heer Funke zond my het nummer 4396 van Uw blad en ik zag daarin tot myn zeer groot genoegen, dat Gy myner gedenkt in de behandeling der Atjinsche zaak. De taktiek der cis-moerdykers is: zich aantestellen als-of ik niets gezegd had, en... niet bestond!

Hoogstens zal deze of gene conservatief me nu-en-dan eens aanhalen. Maar de liberalen zyn beschaamd omdat ze weten hoe ónliberaal ik ze vind! Dit houd ik voor de oorzaak van 't opzettelyk verzwygen van myn naam.

Des te aangenamer was 't my, eens een onafhankelyk blad onder oogen te krygen, en daarom zeg ik U voor Uw artikel hartelyk dank. Toen ik in September de natie waarschuwde, wist ‘men’ in Holland ter-nauwer-nood, dat er 'n Rykje Atjin bestond. Nu spreken alle ‘men’s mede, en verkoopen wysheid by 't schepel!

Wees zeer hartelyk van my gegroet.

t.a.v.

Douwes Dekker.

Ik beweer niet dat Atjin geen zonden op z'n geweten heeft! (Ik was in de buurt van dat land, in 1842, 43.) Maar... Holland heeft altyd méér en érger gedaan!

En - na den afstand van St George d'Elmina aan de Engelschen, waardoor we de handen ruim kregen op Sumatra, was het twist maken een beraamd plan! Is 't niet valsch?

Dit wist ik. Vandaar dat ik weten kon in September wat eerst uitberstte in Maart & April. En ik kon dat liegen van den minister niet verdragen, die zeide dat wy met alle mogendheden in vrede & vriendschap waren, terwyl z'n agenten bezig waren met kuipen en stoken!

Noch Kamer noch Natie hebben den minister ter-verantwoording geroepen over die leugenachtige troonrede. Waarom niet? Om niet te erkennen dat ik de waarheid gezegd had! Dit wil en durft men niet. Ze zyn bevreesd voor de toepassing van 't program in 't slot van ‘Een en ander over Pruissen en Nederland’, wanneer ik tot politischen invloed kwam.

Den socialen invloed kunnen ze niet weren. En ten-laatste zal ook de andere doorbreken.

Het moet!