Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

20 maart 1873

van

A.C. Wertheim (bio)

aan

Multatuli

 

Volledige Werken. Deel 15. Brieven en dokumenten uit de jaren 1872-1873 (1983)

terug naar lijst

20 maart 1873

Brief van A.C. Wertheim aan Multatuli. Dubbel velletje postpapier, waarvan éen bladzijde beschreven. (Gemeente-archief Amsterdam; fotokopie M.M.)

Van deze brief is alleen het eerste deel in handschrift bewaard gebleven. Het tweede deel, van niet weten te begrijpen af, is alleen bekend dank zij een getypt afschrift, mij van collegiale zijde ter beschikking gesteld. Al beant-woordt dit schrijven enkele vragen - zoals de rol van Plet gedurende het jaar 1872 - het roept verschillende nieuwe op; primo: is het een concept, een copie, of misschien een nooit verzonden brief; secundo: waarom is de brief van Multatuli d.d. 19 maart 1873 niet bewaard gebleven, evenmin als enige ándere brief ván Multatuli of áan Multatuli; tertio: waarom is er over deze brief geen mededeling gedaan aan Funke, die toch sinds juli 1872 van alle financiële en morele complicaties op de hoogte was? En aan Roorda van Eysinga? Of zijn ook die brieven terwille van Plet vernietigd? Quarto: wat is er met de bijeengebrachte gelden gebeurd? En tenslotte: wanneer en waardoor is het bewaard gebleven gedeelte losgeraakt van het thans verdwenen deel?

20 Mrt. 1873

WelEGeb Heer.

Ik haast mij uwe belangstellende letteren van 19 dezer te beantwoorden & U te verzekeren dat gelukkigerwijze alle de dwaze geruchten omtrent mijne firma's & mij uitgestrooid verzinsels zijn zonder bewijs grond - U wien het bekend is wat laster vermag maar ook wat zij verdriet zal het duidelijk zijn hoe dergelijke praatjes propaganda maken maar ook hoe zij veracht moeten worden-

Thans blijft mij over U mijnen opregten dank te betuigen voor uw welwillend aanbod, en U te verzekeren dat ik het, ware ik in omstandigheden waar uwe hulp nuttig kon zijn, met vertrouwen zou aannemen.

Slechts zij zijn te beklagen, zoo niet te verachten, die belangeloosheid en opoffering bij anderen niet weten te begrijpen, als treurig resultaat van hun eigen armoed op zedelijk gebied.-

Ik beschouw dus de dienst als bewezen. Want in strijd met de logika der wet acht ik de intentie minstens zoo gewigtig als de daad.

De eerste is het uitvloeisel van ons gemoedsleven, de laatste soms het gevolg van toevallige omstandigheden van buiten af.

Ik gebruik deze gelegenheid om U te herinneren dat ik nog steeds f25 onder mijn berusting heb welke voor eene, door mij niet geplaatste advertentie moesten dienen.

Zooals U weet heeft de Heer Plettenberg de gelden in Uwen naam en zooals hij beweerde met Uwe toestemming opgenomen voor zich zelven gebruikt. Hij verklaart zich echter bereid die op 1 Decbr te restitueeren.

Alsdan zijn de gelden weder intact die het zoogenaamde Multatuli-fonds samen (?) vormen. Gaarne zal ik van U vernemen wat U meent dat alsdan gebeuren moet. De primitieve inzenders zijn meest anoniem - aan teruggeven valt dus niet te denken.-

Zou U zich met het denkbeeld kunnen vereenigen dat ze dienen mogten voor het voltooijen der opvoeding van Uwen zoon?

Ten slotte de herhaling van mijn dank voor Uw vriendelijke woorden. Waar anderen zich slechts hunne rancunes herinneren gedenkt U vriendschap.

Dat wordt veel in verzen bezongen maar weinig in werkelijkheid toegepast.

Geloof mij steeds met Hoogachting

Uw dw dr

A.C. Wertheim

De jonge man waarvan U spreekt is mijn broeder die mij zijn vriendelijke groeten opdraagt voor U en zich verheugt dat U zich zijner herinnert.