Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

3 maart 1872

van

S.E.W. Roorda van Eysinga (bio)

aan

Multatuli

 

Volledige Werken. Deel 15. Brieven en dokumenten uit de jaren 1872-1873 (1983)

terug naar lijst

*3 maart 1872

Brief van S.E.W. Roorda van Eysinga aan Multatuli. (RvE, blz. 146-148.)

dispatch-box: verzendkist (eng.)

Vogt: Karl Vogt (1817-1890), duits bioloog, darwinist.

Mevrouw de Staël: Anne Louise Germaine barones de Staël-Holstein, geb. Necker (1766-1817), begaafde, zeer kritische schrijfster, om haar anti-franse publikaties door Napoleon verbannen.

Jonathan: de boezemvriend van David; zie 1 Samuel 18:1-3.

Pythias: boezemvriend van Damon die zich voor hem liet gijzelen toen hij ter dood veroordeeld was en nog enige dagen respijt kreeg om zijn zaken te regelen. Het verhaal staat bij Cicero in De officiis III: Damon en Phintias; het kreeg grote bekendheid door Schillers ballade Die Bürgschaft (1798), waar echter Damon de veroordeelde is en zijn trouwe vriend naamloos blijft.

assidu: volhardend, ijverig (fr.)

dabbler: knoeier, stumper (eng.)

Brussel, 3-3-'72.

Waarde Dekker! Ik was onattent door te veel attentie. Ik wou de koningin uit haar gevangenis verlossen en dacht niet aan haar man. ‘Knellende’ zorgen heb ik niet. Ik heb nu, dank de aanwijzingen van een vriend die in zaken is, de ijzeren spaarzaamheid van mijn vrouwtje, en mijne pennevruchten, sinds 1867 f 1000 jaarlijksche rente opgevoerd tot f 1500, en kan dus, al vloeit de bron van het schrijven in bladen thans zeer schraal, toch leven. Maar ik heb eene tijdelijke zorg, die mij te meer knelt, omdat het uitblijven van Loudon's beslissing mij den ganschen dag bezig houdt. Hoe langer zij wegblijft, des te onaangenamer ben ik gestemd. Aan de eene zijde uwe menschkundige beschouwingen over dien ‘lieven, algemeen geachten, allerfatsoenlijksten, gewonen’ banalen man; daartegenover zijne woorden: ‘ik zou zoo gaarne reeds hier iets voor u doen, maar met den besten wil van de wereld kan ik niet,’ en zijn plicht jegens de nagedachtenis van zijn overleden broeder, die de lafheid had mij te helpen verbannen en door den dood verhinderd werd dit goed te maken, waarop ik James wees.

Mij dunkt, er viel niet lang over mijne zaak te peinzen. Zij is zeven jaar aan de orde. James zei mij: ‘ik heb al uw stukken in mijn dispatch-box om ze aan boord bedaard te lezen.’ De banjirs zijn hem zelfs eene goede reden om mij eene betrekking te hergeven, al zei ik hem: ‘Ik verlang van u dien zedelijken moed niet, want het ware een slag in 't aangezicht van de Regeering, de Kamers en 't Volk.’

Ik had gerekend op eene beslissing vóór 1 Maart, en daarop beloften aan boekverkoopers gegrond bij wie ik voor f350 aan boeken had gekocht in den waan dat 't Noorden zou blijven bestaan, waaraan ik in oorlogstijd f 142 per maand verdiende. Wie mij kunnen helpen, zouden niet willen; wie willen kunnen niet.

‘Isis?’ Ach neen, ik lees tegenwoordig weinig, juist door de spanning waarin L. mij houdt.

‘Lui in 't denken.’ Ja, maar aan den anderen kant geeft het lezen mij soms een idee, waarvan ik een art. voor eene krant maak.

Zond Feringa u zijne Vrije-Gedachte? Anders kunt ge mijne afl. krijgen. Waar hij het gebied van de rede betreedt wekt hij ingenomenheid, maar op dat van 't gevoel, hartstocht, geestdrift... weerzin. Mijne argumenten over 't kiesrecht der vrouw behandelt hij trouweloos (? of achteloos?). Hij wou mij zijn repliek niet laten lezen! Hij bestrijdt uw stofdienst en noemt Vogt een clown, Mevrouw de Staël een slecht karakter, ofschoon ik hem schreef dat deze zijne ‘gissing’ ongegrond was.

Van der Linde is meer dan geleerde. Een stijl vol geest en leven. Hij beweert, blind genoeg! dat hij niet gelijk v. Vloten, theoloog gebleven is in zijne wijze van denken. Ik noemde hem daarentegen in 't ‘Soerab. Handelsblad’ een breedgeschoften, anti-revolutionairen aartsbisschop.’ 't Laatste is hij nog.

Plet schrijft mij na negen maanden getreuzel: Wat wilt ge dat ik er aan doen zal? Hoe meer ik mij haast hoe minder ik vooruit kom. Hij zou zich eindelijk wenden tot v d. L. en F. Over u geen woord.

In die andere schaakpartij doe ik niet mee. 1o Zij strijdt tegen mijne overtuiging; 2o Zij gaat boven mijne krachten. Ik ben gebroken door keerkrings-klimaat, zwakte van onderlijf, verbittering en afmattende broodschrijverij. De Fortuin wil jeugdiger krachten voor de uitvoering van haar werk. Laat mij naïef blijven.

In de N.R. Courant van gisteren vindt ge iets van v. Oven over Crookes en Spiritisme.

Feringa is geen Jonathan of Pythias. Zijn vrienden zijn hem slechts voorwerpen van ‘karakterstudie’. Dat noemt hij ‘titanachtig’. Maar hij is een scherp denker. Op 't gebied van de staathuishoudkunde schijnt hij geheel t'huis. 't Komt mij voor dat hij wat wierookdronken is geworden, en begint te pronken met belezenheid. Gij zult hem zeker wel in eenig geschrift uwe aandacht wijden.

Tegen verdriet is lectuur mijn beste geneesmiddel, vooral over de natuur. Dat maakt kalm. Maar ik ben niet assidu, een dabbler. Ik weet van veel weinig, van niets veel, en zou wel corrector bij een groot uitgever willen zijn, om mij te dwingen tot het opdoen van meer afgeronde kennis.

Zijt vriendelijk van ons allen gegroet, ik druk u de hand

Uw vriend,

R.v.E.

F. is beter dan hij zich in zijn koude stellingen voordoet. Zijn eigen ijveren is toch niet vreemd aan warmte?

Het vleide mij dat ik uwe beschouwing over Atjih in uw geest behandeld had.