Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

14 februari 1872

van

S.E.W. Roorda van Eysinga (bio)

aan

Multatuli

 

deze brief in handschrift

download handschrift

Volledige Werken. Deel 15. Brieven en dokumenten uit de jaren 1872-1873 (1983)

terug naar lijst

14 februari 1872

Brief van S.E.W. Roorda van Eysinga aan Multatuli. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

Matzen: gevolmachtigde van De Mol van Otterloo tijdens diens afwezigheid.

d.d.: dito dito, evenzo (it.)

Smâra: onder dit pseudoniem publiceerde A. van der Linde in 1867 Ideeën 1. Lijden.

Katz: Samuel Katz (1845-1890), journalist, later advocaat.

Grant: Ulysses Simpson Grant (1822-1885), president van de Verenigde Staten 1869-1877.

Br. 14/2 72

Waarde Dekker! Door eene onvoorzichtigheid zijn de pionnen van uw spel en eenige officieren omgevallen. Zoo goed en kwaad mooglijk heb ik ze weer opgesteld, want ik had helaas! geen' ligger van onze zetten aangehouden. Ziehier, zoo ik mij niet bedrieg, den stand van Uw spel. Al uwe officieren staan nog op hunne plaats, behalve 't eene paard (E 6) en één raadsheer (C. 5). Omtrent één uwer pionnen ben ik onzeker. Zoo hij staat op E 5, dan is mijn

8e zet - C4 D5

en staat uw kasteel schaak, maar staat die pion op B7, dan is mijn

8e zet - C4 B5

en staat uw koning schaak. - Ik vrees een hartstochtelooze, dus onwaardige partner voor U te zijn. Maar een offer is 't mij in 't geheel niet. Om mijne kleine moet ik altijd 't bord nabij den zolder plaatsen. Gelijk Huet heb ik gemeend u te begrijpen. Ik schijn inconsequent, doordien ik in tweestrijd ben. De Hollanders zijn te beroerd om de Oost te bezitten, maar mogen en kunnen wij werken om ze hun te doen verliezen? Is ons volk onherroepelijk op 't hellend vlak van zedelijken ondergang, of kan 't tot een beter inzicht, besef, (niet: gevoel) van zijne plichten in Indië komen? Elke slechte daad is eene domme. Kunnen niet de Hollanders tot het begrip komen, dat het in hun belang is rechtvaardig te wezen? Wie moeten hen vervangen? De Engelschen, Franschen en Pruisen zijn allen onwaardig, de een meer, de ander minder. Duitschers zonder Pruisen, dat zou gaan. Maar hoe? Ware 't mij gegeven de zaak op te lossen, ik maakte u Keizer van Java, met of zonder cultuurstelsel. Dat moet Gij weten. 'k Ben zeker, dat de Javanen 't goed bij U zouden hebben. Maar die oplossing schijnt mij een droom toe. 't Zou mij veel waard zijn te weten, hoeveel inlanders aan U denken. 'k Miste den moed d'Ablaing's stuk uit te lezen. Aan dien lof op de Hollanders had ik meer dan genoeg. Aan mijne mededeeling over de clairvoyante schijnt Ge niet veel gehad te hebben. Zoo ik mij niet bedrieg (de bron is uitgeleend: ‘Isis’), kunt Ge in 't jongste Octobernummer van de Westminster Review een opstel vinden, gericht tegen de aan sonnambulisme geloovende natuurkundigen Crookes, Huggins en Varley (?), waarin de schrijver tracht 't verschijnsel langs natuurlijken weg op te lossen. Ik zal 't eens gaan lezen op de Staatsbibliotheek. Maar nu moet ik nog tot 12 uur werken om den broode en na dat uur wandel ik om gezond te blijven.

Al verdient Ge f 150 per vel, zult Ge toch niets overhouden, want Ge zult te meer aan anderen geven.-

Matzen zeide mij: ‘Zoo ik een millioen kreeg, deed ik met u samen zaken’. Hij ook hield mij dus voor solide. Ge kent hem van Uwe mailreis in 1857 (?)

Op Feringa word ik niet boos, maar mijne sympathie vermindert. Hij is te veel uitsluitend denker. Hij schreef mij eens: ‘Men moest de eer uitroeien.’ Nu wil hij in zijne ‘Vrije Gedachte’ bepleiten, dat ook vrouwen mannen ten huwelijk vragen. Misschien doe ik verkeerd, maar c'est plus fort que moi. Zoo stem ik toe, dat tous les goûts sont dans la nature, en toch zou ik geen oogenblik in gezelschap kunnen zijn met iemand, die zijne Dochter ‘ontheiligt’ of ‘tegennatuurlijke’ ontucht pleegt, althans een Europeaan. Vreemd! Hoeveel Javanen in Solo doen 't zelfde, en toch hinderde 't mij van hen oneindig minder!

Naîef weer, maar ik meen veel ‘geestverwanten’ te hebben. Bvb. allen, wien 't te doen is om waarheid. ‘Dat is niet veel,’ zult Ge zeggen. 'k Weet 't niet. Zie mijne moeder. Zíj was achtereenvolgens orthodox en modern. Haar Benjamin d.d. En zie! deze week zeî ik haar: ‘Ik vind de meeste moderne dominé's nare wezens.’ Verbeeld u mijne verbazing, ja voldoening, toen zij antwoordde: ‘Ik begin 't ook te vinden.’ Ware ik alleenheerscher, zij zou al mijne daden tot ondermijning van 't geloof goedkeuren. Zelfs Keuchens hield ik langen tijd voor een geestverwant; wat ik nu van hem denken moet, weet ik niet. v. Lee had mij zijne correspie v. 't Bat. Hand. overgedaan. Wy schreven beiden particr aan K. Hij nam 3 maanden mijne artt. op, maar gaf geen taal of teeken, noch 't overeengekomen honorm, noch exemplaren van mijne artt - Ik schreef in de Locomotief: ‘De heer K. schijnt mijne bijdragen in de mand te hebben geworpen.’ Hij antwoordde in zijn blad: ‘O, neen! ik plaatste ze in de dagelijksche editie (Hij scheen 't opschrift: “Brieven van Roorda”, te hebben geschrapt) en zal altijd in R.'s beschouwingen groot belang blijven stellen.’ Voilà tout - Wat is de reden van die ploertige handelwijs? Mijn ongeloof? Wij waren in 1867 met mekaâr in correspie. Ik vroeg belet voor mijne verloofde en mijzelven om hem en zijn vrouw te Leiden ons compliment en dankbetuiging te brengen. Geen antwoord. Sedert geen lettertje meer ontvangen.

Als geestverwanten (meer of min) beschouw ik hen, wien 't geld geen doel, slechts middel is; allen, die strijden voor anderen, voor recht en vrijheid.

Huet bewijst een' grooten dienst door 't afbreken van onze valsche liberalen. In Indië beschouwt men dat te veel als een kleinigheid. Van 't moederl. spreek ik niet.

v d Linde zond mij eenige zijner werkjes, die mij zeer bevallen; hij is oorspronklijk. Alleen met zijne Idéen (door ‘Smâra’) heb ik niet veel op. 't Is me te prachtig, niet natuurlijk genoeg.

Plet schreef ik gisteren om een bepaald antwoord. Gaat de zaak vóór 1 Mei niet door en geeft Loudon geen billijk pensioen, dan moet ik Brussel verlaten, nu ik de Locomotief haar afscheid heb moeten geven. De mensch leeft niet van brood alleen.-

Ik ben in de kraam gekomen van ‘Loon en Aanzien’ en zal u 't kind zenden. Ik gaf 't aan dien ploert Katz, omdat híj, gelijk Feringa mij schrijft, 21 jaren oud is. Voor een' Hollander is 't zeldzaam op dien leeftijd een blad te besturen. Mijne vrouw en moeder pleitten voor hem.

Ga geen roofbouw plegen met uw genie. 't Ware dood jammer en onherstelbaar.

Uw onverschilligheid omtrent de moordaanslag beschouw ik aldus: ‘De Hollanders compromitteeren zich in hunne kolon. staatk. nog niet genoeg.’

Zijt van ons drieën hartelijk gegroet.

Uw vriend

RvE

Ik zond Feringa Constantijn's recensie van ‘Lidewyde’ voor zijn tijdschrift. Het ‘Vaderland’ zegt, dat de toon van mijn art. tegen D v G. geen hoogen dunk geeft van mijn zedelijkheidsgevoel en smaak. Dus ook die krant is niet alleen laf, maar oneerlijk. Dit gaat dan ook meestal samen. Mijne moeder vond mijn stuk waardig, adellijk, vorstelijk. En zij is ‘modern.’

Ik hoor, dat de Levensbode aan v.Vl. niets oplevert!

Ik word een akelig mensch. Ik heb geen moed meer om eene courant geheel te lezen. Elken morgen 't Bulletin politique of Overzicht in de Etoile. En dat is mij reeds een offer! Maar stukken, gelijk in Isis, over populaire natuurstudie, lokken mij nog aan. Adieu!

't Is een hard lot welgeaard en Nederlander te zijn. Wat is de wereld nog gebrekkig! Grant, het hoofd van den vrijsten Staat, deed dagen lang de fondsen dalen. Ach, waarom mogen wij niet meer vrucht van onze pogingen zien? Altijd die troost: hoe trager wasdom, hoe vaster stam.

A propos! als Gij in Uwe Idéen over verbetering van 't onderwijs spreekt, beoogt Ge dan niet verbetering van Uwe landgenooten? Zijt Ge dus ook niet vaderlander? Dus in tweestrijd gelijk ik?-