Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

14 oktober 1870

van

Multatuli

aan

H.H. Huisman (bio)

 

Volledige Werken. Deel 14. Brieven en dokumenten uit de jaren 1870-1871 (1982)

terug naar lijst

14 oktober 1870

Brief van Multatuli aan H.H. Huisman. Twee dubbele velletjes postpapier, tot het midden van blz. 8 beschreven. (U.B. Leiden; fotokopie M.M.)

De laatste zin staat bovenaan op blz. 1 op de kop.

In deze brief is driemaal een alinea met grote halen doorgestreept, kennelijk door Multatuli zelf. De desbetreffende tekst, die goed leesbaar is gebleven, wordt in het onderstaande afgedrukt tussen haakjes.

dien schipperaar in Delft: Dr. Hartogh Heyst van Zouteveen; zie het artikel van Huisman in De Dageraad, 30 juli 1870.

uit de Ryp: nl. een artikel van J. v.d. Vliet vóor het modernisme, eveneens in De Dageraad, 30 juli 1870.

Zaalbergery: het modernisme van de haagse predikant J.C. Zaalberg (geb. 1828). Tegen hem schreef Multatuli Idee 453-454; zie V.W. III, blz. 183-223.

Mainz 14 October 1870

Beste Huisman! Met aandoening ontving ik uwen brief van eergisteren, die zoo hartelyk en treurig is. Ook ik heb het zeer moeielyk, en telkens herinner ik my (hoe mal ook) den uitroep van Julianus: Christus verwint.

't Wordt minder mal als men 't woord Chr. verandert in: ‘de kliek die zich over Christus pratende, heeft meester gemaakt van eene wereld die met Chr. niets te maken heeft.’ Nu, die clique is de baas en wie zich daartegen verzet, heeft het moeielyk.

Julianus kon nog van geluk spreken. Hy stierf maar. In leven blyven met een tobben als t uwe en 't myne, is erger!-

Dat gy in zoo langen tyd niets van my hoordet, kon U een bewys geweest zyn, dat het my slecht ging. Indien ik my had kunnen roeren, zoudt gy 't geweten - en ondervonden hebben.

Welnu, voor 6, 7 maanden dacht ik, hoopte ik, dat dit het geval wezen zou. In stede daarvan, is my alles allertreurigst tegen geloopen. Myne vrouw en kinderen hebben uit nood den Haag moeten verlaten, en ik zwierf rond, zeer dikwyls hongerend. Sedert eenigen tyd weet ik nooit twee dagen vooruit, hoe ik in 't leven blyf.

Een zeer zonderlinge zamenloop van omstandigheden (de oorlog komt er ook by) is daarvan de oorzaak, zóó zonderling dat ik 't zelfde regt heb aan een duivel te gelooven, als anderen aan een god. ‘Zie eens hoe schoon de Heer alles ten beste schikt’ zeggen zij. En ik: zie eens hoe 'r een Satan is, die alle plannen doet mislukken.’

Nog eens, voor 6, 7 maanden had ik allen grond hoop te koesteren op herstel, en gy zoudt er in gedeeld hebben. Ja, meermalen stond ik op 't punt u - ik heb u, geloof ik, geschreven: moed te houden. Maar jawel! Ik heb zelden moeielyker tyd beleefd dan de laatste maanden. Ik leed letterlyk honger. En nog!

Als byoorzaken - die echter hoofdzaak werden - Och, alles te vertellen is omogelyk. En waartoe ook?

Genoeg, ik schreef feuilleton in het Noorden en tegelykertyd stukken in Nederland (uitgegeven by Loman, benevens Ideën, by van Helden.

Door eene beschikking van den Satan, waarin ieder verstandig mensch zou moeten beginnen te gelooven, hielden alle die drie bronnen van inkomste, kort na elkander, buiten myn schuld, op! Eerst begon Nederland iets als ruzie. Ik maakte korte metten.

Kort daarna schreef me de redactie van 't Noorden: ‘dat de lezers myne stukken niet begrepen.’ (De eigenlyke oorzaak was, dat ze hunne ruimte wilden houden voor oorlogsberigten. Bovendien had ik eens dien Mr Straatman, een gew. dominé, op z'n vingers getikt over oneerlykheid in z'n Courant. Ze stelen in die bladen als de raven, en zeggen zoo verwaand: ‘Wy’ die onbekende uilen.-

Enfin!

Ik trok my beide die zaken minder aan, daar my myne Ideën bleven. Al kon ik daarmee niet aan alles voldoen, wat op my drukt, ik dacht toch niet aan honger. En, in leven blyvende, zou ik dan wel weer raad schaffen-

Maar zie, daar begint op eens van Helden te haperen.

Sedert een paar maanden kryg ik zelden antwoord, geen proef, - enfin, de zaak schynt in de war.

Een nieuw blyk daarvan vond ik in uwen brief. Gy spreekt namelyk geen woord over 't present-exemplaar der eerste zes vellen myner Ideën, bundel iii. v Helden schreef my: dat hy de door my opgegevene geschenk-exemplaren verzonden had. In myne opgave had ik achter uwen naam gezet: adres vragen by den heer Gunst.-

(Voor ge nu by v. H. informeert, vraag eerst aan Gunst, of men 't niet by hem heeft bezorgd?)

Ik moet vreezen dat by v. H. alles in de war is. t Is zyn belang zoo goed als 't myne, dat de Ideën voortgang hebben, en ik hoor niets van de tweede aflevering (ook 6 vel) die lang gereed had kunnen zyn.

Sedert twee maanden doe ik niets dan tobben en wurmen. Myne oogen zyn slecht want voortdurend verdriet maakt zenuwachtig, en dat werkt by my op 't gezigt. Over 't geheel ben ik zeer uitgeput. - Ja, die Rotterd. Ct heb ik ontvangen. De meening van den heer v. Gennep moge goed zyn, hy schynt echter niet intezien dat Nederland my smoren wil. Het baat niets!-

Over 't geheel baat schryven en redeneren niet. Dit is ook toepasselyk op uw stuk tegen dien schipperaar in Delft. Erf een paar ton, dan zal Uwe party winnen. Zoolang ge arm blyft, is 't vergeefsche moeite. Uw stuk tegen dien Mr H.H. v Z. is zeer goed geschreven. Zoodra uwe inzigten (en de mynen) zegevieren, en men dat tusschen-door zeilen zal veroordeelen als lafhartigheid, zullen er welvarende dieven gevonden worden, die u op-zy dringen met den uitroep: ‘dat heb ik altyd gezegd!’ De heele hollandsche litteratuur steelt van my, en my zelf ignoreert men, alsof ik er nooit geweest was.

Nu dat ware niets, als maar niet zulke ervaringen als nu met v. Helden, my zoo knakten in 't materiële. Ik kan my niet bewegen. Nu, byv. zou ik naar Holland moeten om te zien waaraan 't hapert, en ik heb 't geld niet voor de reis. 't Is een wonder dat ik dezen frankeren kan, en een blaadje papier heb. Eergister was dat niet het geval, en spoedig is dat weder zoo.

En, wat het ergste is, myne vrouw en kinderen zyn my door armoed weêr ontrukt. Nu misschien voor altoos.

Drie malen heb ik 't weten klaar te krygen, hen weêr te krygen, nu heb ik daarop geen uitzigt meer.

De mededeeling hoe men 't altyd heeft aangelegd hen van my te verwyderen, zou my te ver voeren. Er is altyd gezorgd voor reiskosten om van my weg te gaan, nooit voor middelen om by my te blyven. En daar ginds in Italie laat men hen ook aan hun lot over. Maar ze lyden liever dáár gebrek dan in Holland. t Is er warm.-

Ik zou kans zien alles te overwinnen indien ik leven kon. Dat heet: leven zonder angst voor den volgenden dag, zonder direct gebrek. Welnu, dát is my na de verwarring die er schynt te heerschen in de zaken van van Helden, onmogelyk. En ik kan my niet bewegen om een anderen uitgever te zoeken.

Nu zwyg ik nog van de moeite om in zoo'n toestand Ideën te schryven. Ik heb niets in t gemoed dan bitterheid, en er kan dus ook niets anders uitkomen.

Zoo'n welvarende meêprater als die H.H. v Z. moest het eens ondervinden! Zoo'n man weet eigenlyk niet wat het leven is. Het doet my zeer, dat zulke luî... tot de vryzinnigen behooren. Ik zag hen liever in de kerk.-

(Ik verzoek U, na informatie by Gunst, by v. Helden uwe 6 vellen te reclameren. Zeg daar dat ik U daartoe magtig, en geef uw adres op voor 't vervolg. Zoo gy (helaas!) over een postzegel kunt beschikken, deel my den uitslag mede. Ik verzeker U, dat ik meestal zoo totaal arm ben, dat ik geen ongefrankeerde brief zou kunnen betalen.)


Ik schryf zoo slecht, omdat ik byna niet zien kan van zenuwachtigheid. Dat slaat my altyd op de oogen.-

Voorloopig verzoek ik u by v. Helden geen woord te spreken dan over die present-vellen. Misschien zou ik later u vragen eene commissie voor my te doen, maar nu nog geen woord, s.v.p.

Dat stuk in den Dageraad uit de Ryp is weer zeer komiek. De menschen verstaan zoo min wat zy zeggen, als wat 'n ander zegt.

Verander in de 2e kolom blz 248 een paar verwrongen uitdrukkingen in de ware, dan valt de heele redenering van dien v.d. Vliet in 't water.-

‘Of 't van moed getuigt... het oude materiaal (welks onwaarde men erkent) te blyven behouden (hy zegt: ‘wegwerpen’)? Neen, waarachtig niet, dat getuigt zeer sterk van lafhartigheid, en vooral van eigenbelang!

‘Nieuwe steunpunten zoeken voor wysbegeerte, historie & gevoel?’ Dat doen de modernen juist niet. Ze willen op de oude vooze steunpunten een nieuw gebouwtje oprigten. Daarin steekt juist de valsheid.

‘Volharding en trouw aan hun zaak?’ Volharding in t ontvangen van tractement, ja! Trouw aan hunne positie als bezoldigd persoon. Zóó volhardend en trouw waart gy ook geweest, als ge hadt voortgegaan te blyven leven van de kerk.

‘Ze maken minder Carrière dan de orthodoxen?’ Ik weet niet of dit waar is. In zekere gemeenten wil men modernen. Maar in allen geval, maken ze beter carrière dan gy en de leden van den Dageraad.

‘Men mag (volgens v.d. V.) wel nu en dan iets afkeuren in Zaalbergery, maar niet in de modernen?’ Ei, wat is die modern-zwendelary ánders dan zaalbergery? &c &c &c-

Ik ben er misselyk van. Maar denk niet dat spreken, schryven, redeneren, iets baat. Met geld kan men hen doen gelooven dat o.l.h. Grietje heet. Let wel, met geld.

Niet regtstreeks: door geld.

Geld en bajonetten ('t is hetzelfde, want ook de lamzalige soldatencourage is voor geld te koop) regeren de wereld.-

Zoodra ik weer kans zie te leven zonder my elk uur bezig te houden met de moeite van 't leven zelf, zal ik weer plannen maken. Nu ben ik stoffelyk uitgeput. Die Jezus wist toch niet, wat er in 't leven te koop was, hy met z'n vele woningen in 't huis zyns vaders! Vergelyk dien bluf eens met de duurte van 'n paar bewoonbare kamertjes op aarde! Arme kerel, gy in uw hok! Waart ge maar modern, dan zou 't beter gaan. In stryd met vdVl. geloof ik, dat de moderne zaligheidsprekers tegenwoordig zeer gezocht zyn. Weldra zal 't een geldwinning worden de wonderen wegtecyferen, maar de rest pas te knoeien voor dagelyks gebruik-

Enfin! Ik groet u hartelyk. Ik recommandeer U geen sterkte - daarmee belast zich 't lot zelf wel! Men moet wel staande blyven tot men bezwykt. De Heeren H.H.v Z, en dergelyken, zien 't kalmpjes aan.

Adieu

tàv

Douwes Dekker

Groet den Dageraad.

(Denk er goed aan by V. Helden over niets te spreken dan over die 6 verschenen vellen! Als 't noodig is hem iets anders te zeggen, zal ik 't U nader verzoeken. Ik wil namelyk nog een of twee dagen wachten op antwoord (voor de 20e maal!))

Ik vrees, ik vrees, dat alles by hem in de war is. Het ergste is dat hy niet schryft. Twintig maal moet ik op antw. aandringen.

Na de ondervinding met dat vuile Noorden, is my die staking met v. H. noodlottig.-

En kon ik maar weg van hier! Maar dat is onmogelyk.

Adieu.

Ik weet vaak en o.a. ook op dit oogenblik geen raad. Maar dat is wel meer zoo geweest. En toch schepte ik by 't minste vleugje weer moed.-

Ik bedenk my daar dat het beter is dat gy niet by v. Helden gaat om naar de Ideën te vragen. Meld my alleen of gy ze al of niet ontvangen hebt. Maar vergeet niet aan Gunst te vragen, want aan hem had ik vH. verwezen voor uw adres.

Indien gy ze niet ontvangen hebt kan ik dit aan v. Helden schryven als bydrage tot andere slordigheden en... onwaarheden. (Hy schreef namelyk dat alles volgens myne opgaaf verzonden was)

En als gy nu by hem komt en de Ideën ontvangt, is 't alsof er niets gebeurd is. Vraag er dus niet naar, maar doe my berigt s.v.p. Als ge nu maar zeker zyt dat ze niet by Gunst zyn blyven liggen?

Van wien hadt ge myn adres? van v. Helden?