Multatuli.online

12 november 1869

Brief van Multatuli aan Max Rooses. Twee dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. (A.M.V.C. Antwerpen; fotokopie M.M.)

Idee -: bedoeld is Idee 261; zie V.W. II, blz. 463.

bas-empire: franse term voor het oostromeinse rijk, dat na enkele eeuwen van ontbinding in 1453 te gronde ging.

den Haag 12 Nov 69

Beste Rooses! Ik dank U zeer hartelyk voor uwen vriendelyken brief die my des te aangenamer was wyl ik in den laatsten tyd veel onvriendelyks had ‘genoten’ (Germanisme.)

Ik spreek byna niemand, en voel me in Holland eenzaam als in eene steppe of prairie. In den huiselyken kring tracht men my te vergoeden, wat de wereld my onthoudt, en myn gezin zoude daarin ruimschoots slagen, indien ik niet gedurig - als de vlinder uit Idee - naar buiten werd gedreven om honig.

Myn gezin is allerliefst, en ik hoop dat ge dit eenmaal zien moogt. Zoodra ik my wat beter bewegen kan, zal ik U uitnoodigen de vacantiedagen, met Uwe echtgenoot, by ons doortebrengen.

Dat wacht op eene zeer prozaïsche zaak. Ik zoek middelen om myne Ideën voor eigen rekening uittegeven. Als ik daarin slaag, zal ik allerlei lusten kunnen involgen, en daaronder behooren de invitatien aan de vrienden in Gent en Antwerpen, die my hartelykheid betoonden. Eigenbelang! Ja, want ik stel er prys op, van zeer naby gezien te worden.-

Wat Uwe vraag aangaat, antwoord ik: zeer gaarne. Het zal me een waar genoegen zyn in Gent te komen.

En ook te Antwerpen wilde ik zeer gaarne spreken, maar... ik weet niet hoe ik daar aangeschreven sta. Ik vrees dat de goede gulle de Geyter soms uit hartelykheid meer doet, dan ik van hem vergen mag. De gewone loop eener lezing in die stad is, dat het franschgezind bestuur van den Cercle Art. & Litt. allerlei bezwaren in den weg legt. De Geyter moet zich dan veel moeite getroosten om die tegenwerking te overwinnen, en dit gelukt niet altyd. Daar hy doorzettend en welmeenend is, volgt er dan op zoodanige mislukking eene convocatie van ‘vrienden’ en daaronder zyn er die ik verdenk van - hoe zal ik 't uitdrukken, om wáár te zyn zonder onregtvaardig te wezen - van: vertoonzucht. Ik weet niet of de firma de Vries & te Winkel dit woord gebruiken kan, maar 't drukt vry wel uit wat ik meen. Die opmerking had ik reeds lang gemaakt, doch geen lucht gegeven aan myn indruk, tot ik op zekeren morgen, in een onbewaakt oogenblik, één der ‘vrienden’ ronduit zeide, hoe ik over zekere sympathien dacht. Dit werd euvel opgenomen, en ik weet niet hoe wyd de kringen zyn die myn in 't gemoed van dien man geworpen steen heeft veroorzaakt.

Ik vrees zelfs dat ze zich hebben uitgebreid tot de Geyter zelf, en dat zou me leed doen.

Hy weet niet op welken grond ik zekere al te sympathieke praatjes met wrevel terugwees. Om myne redenen te kunnen beoordeelen, zoude men tevens de ondervinding moeten kennen die ik op dit terrein ook elders opdeed.

In Friesland deed men my, juist een jaar geleden, beloften die my bewogen myne familie uit Italie te laten komen. Toen ik my later op de gemaakte afspraken beriep, ontving ik eerst, dagen lang, géén antwoord, en eindelyk na verdrietig wachten... twee hazen, met de mededeeling dat men geen woord houden kon: ‘omdat de menschen zoo lauw waren.’ Zy, die lauwe menschen, waren: de man zelf die er over klaagde, want hy had my verzekerd, my te zullen steunen, en door zyne oneerlykheid ben ik in zeer moeielyke omstandigheden geraakt.

Zulke ervaring maakt bitter, en 't verdrietigste is dat de uiting myner klagt soms hen kwetst, die aan de zaak geheel onschuldig zyn.

Ik vrees dat dit ook te Antwerpen heeft plaatsgehad, en daarom zeide ik: ik weet niet hoe ik daar sta.

Maar juist Uw vriendelyk aanbod om my ook dáár eene lezing te verschaffen, zoude my licht in de zaak kunnen geven. Ik stel U voor, dezen brief aan onzen de Geyter te zenden. Ik hoop dat hy er geen jota van begrype. Dit zou me een bewys zyn voor de bescheiden lengte van den radius der kringen die myn steenworp te voorschyn riep. Als ik weer op de wereld kom, maak ik eerst werk van geld. Ik zie in, dat er weinig goeds te verrigten valt, zonder de onafhankelykheid die alleen daarvoor schynt tekoop te zyn. Hoe Jezus, Plato, Socrates (soms Comparaison) t gemaakt hebben, hun woorden ingang te doen vinden, zonder koetsier met bont op de kraag, is me een raadsel. 't Zal aan 't klimaat liggen. En zelfs de ton van Diogenes doet denken aan zekere noodzakelykheid om zich te onderscheiden door eene in 't oog vallende livrei. t Is de vraag of Jezus en Socrates zoo ongelukkig aan hun eind zouden gekomen zyn, als ze hunne huishouding - by gebrek aan paleizen en hoofsche omgeving, dat ook probaat is - op Diogénische wyze hadden ingerigt. Wie wysgeer zyn wil, moet boven of beneden burgerlyke bekrompenheid staan.-

Nog eens dank voor Uwen hartelyken brief. Ik zal te Gent komen, zoodra gy - zoo mogelyk na overleg met Antwerpen - eenen dag bepaalt. Het is voldoende als ik 't een week vooruit weet.

Ik ben zeer belangstellend kennis met Uwe echtgenoot te maken. Wees zo goed haar van my te groeten, en geloof my

Uwen Vriend

DouwesDekker

Over 't Leuvens Congres heb ik een en ander in de dagbladen gelezen. Ik vrees dat dergelyke vereenigingen den gewonen loop zullen volgen, d.i.: dalen, dalen, als de 18e eeuwsche letterkundige genootschappen. Dit is trouwens 't geval by alle vergaderingen. Ze blyven altyd beneden 't gemiddelde der individuen.

Ge zult zien dat de ambachtelyke letterkunde zich hoe langer hoe meer op den voorgrond dringt.

En ik ontwaarde dat ook de boekverkoopers en uitgevers beginnen meê te spreken!

Dat wordt bas-empire, geloof me! Neen, geloof me niet, maar let op.