Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

september 1869

van

Augustinus Josephus van der Ghinst (bio)

aan

Multatuli

 

Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869 (1980)

terug naar lijst

Midden september 1869

Brief van A. van der Ghinst aan Multatuli. Eigenhandig concept. (A.M.V.C. Antwerpen; fotokopie M.M.)

over de voóroordeelen in het onderwijs: dit betreft uiteraard Multatuli's lezing over Vrije Studie, voor het Willemsfonds te Gent, op zaterdag 24 april. den moed niet: het woordje niet is in het handschrift vergeten.

Brugge, den 7ber 1869

W.H.D.D.

Ik wensch uw adres met zekerheid te kennen en geoorloofd te worden aan u iets mede te deelen dat gij mogelijks uwer beoordeeling zult waardig vinden.

Gansch kan ik u niet onbekend zijn want gij ziet te klaar en onthoudt te goed. Over weinige maanden zat ik nevens mijne twee zonen recht over u aan tafel. 'T was te Gent. Daags te voren had ik uwe voordracht over de voóroordeelen in het onderwijs bijgewoond, waarna ik in 't gezelschap mijner zonen en anderen studenten gebleven ben. Wij hebben te lang - mijn gewonen leeftrand inziende - over de schoonste deelen uwer aanspraak, in de café's blijven spreken. Zwaarhoofdigheid en vaak zijn daar een onfaalbaar gevolg van. Dit zou mij moeten weerhouden hebben in uw gezelschap te komen; maar ik had den moed niet de gelegenheid te verwerpen van Multatuli van dicht te zien en te hooren...

Men heeft van veel dingen aan tafel gesproken, onder andere van het zoo dikwijls aangehaalde: Den eersten dag maakte Hij het licht. Schertsend werd er gezegd dat de Schriftgeleerden dit op eene zeer voldoende wijze konden uitleggen. Daarop zeide ik dat het moeilijker zijn zou uit te leggen dat op den derden dag de aarde vrucht en zaaddragende planten en boomen had voortgebracht vóór dat de zon, de maan en de sterren bestonden. die den vierden dag geschapen zijn. - Over een punt van dezen aard, doch oneindig gewichtiger begeer en vraag ik oorlof u een geheimbrief te schrijven.

Dat eerst en voor al het licht op aarde bestaan hebbe is gemakkelijk om te gelooven. Immers de natuurkundigen bewijzen dat in den beginne onze aarde een vuurkloot was, en waar er vuur is, daar ook is er licht. Men kan zelfs aannemen dat door Métonymie, het woord licht in plaats van vuur gebruikt is. Daarin heeft Mozes wel gedaan; want hadde hij gezegd: hij maakte het vuur, dan zou men op het woord maakte gechicaneerd hebben, - Wat de Schriftgeleerden van deze passage zeggen weet ik niet, maar ik vind dat deze uitlegging die ik tot nader onderricht de mijne noem, klaar en eenvoudig is. - Dit toch komt mij als onbegrijpbaar voor dat vooraleer zon, maan en sterren bestonden onze aarde reeds dit oneindig aantal plantsoorten had voortgebracht.

Uwe dienstwilligheid kennende, Waarde Heer Douwes Dekker, ik hoop dat gij mij met eene antwoord zult gelieven te vereeren. In deze afwachting bied ik u mijn hartelijkste groetenissen.

AvdG

Mijn adres:

H. A: VanderGhinst

Leeraar aan het Athenaeum Brugge.