Multatuli.online

30 juli 1869

Brief van de firma Enschedé aan Multatuli. Dubbel velletje postpapier, tot bovenaan blz. 2 beschreven. (M.M.)

Inzake deze brief zegt Marie Anderson niet geheel terecht, dat de uitgever ‘desavoueering’ verlangde. ‘Multatuli echter bekende met humor schuld.’ (Uit Multatuli's Leven; Amsterdam z.j.=1901; blz. 11). Die bekentenis-met-humor kan haar onder de ogen zijn gekomen doordat de firma Enschedé wel een afschrift zal hebben gestuurd aan haar vriend Jhr. Hartsen; de tekst echter is niet teruggevonden. In elk geval werd Multatuli's medewerking aan de Opregte Haarlemmer niet gestaakt. Zie de brieven van 3 en van 21 augustus.

Den Heer Douwes Dekker

te 's Gravenhage.

Haarlem 30 Julij 1869.

Mijn Heer.

De heer F.A. Hartsen te Utrecht, heeft redenen om te vermoeden dat het blad de Mainzer Beobachter, waarvan in uwe correspondentie dikwerf spraak is, niet bestaat; zoodat hier aan eene mystificatie zou moeten worden gedacht.

Wij hebben den heer Hartsen geschreven, dat wij zijn opmerking aan onzen berigtgever zouden mededeelen.

Aangenaam zal het ons zijn Uw gevoelen, in dezen, te vernemen. In afwachting waarvan wij de eer hebben te verblijven.

Uwe Dw. Dienaren

Joh. Enschedé en Zn.