Multatuli.online

15 februari 1869

Brief van Multatuli aan J. Houwink. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

den Haag 15 februari 1869

Beste Houwink, Heden morgen ontving ik Uwen vriendelyken brief van den 13n, met de ingesloten f 250. die ik naar Milaan zend, want de komst myner vrouw moet doorgezet worden. Indien ik U (zoo als ik later, doch liefst mondeling doen zal) de redenen van dit doorzetten mededeel, ben ik verzekerd dat gy en uwe vrouw my gelyk zult geven. Het moest.

Het spreekt van zelf, dat ik U innig dankbaar ben voor uwe vriendschappelyke hulp, en te meer daar die meer dan ik gissen kon met omslag gepaard ging, en U zelfs nog eene onaangename stemming in die vergadering berokkend heeft. (Vergaderingen zyn nooit goed). My doet de wyze waarop nu alles in zyn werk gaat, innig leed. Ik had zoo gehoopt, dat het binnen den kring der Sneeker vrienden had kunnen blyven, en dat er niet over had moeten geschreven worden naar buiten. Maar in 's Hemelsnaam! Ik moest de overkomst van myn gezin doorzetten, al heb ik nu ook niet de noodige kalmte van gemoed waarop ik gehoopt had, en die noodig wezen zal om de zaken te doen marcheren. Het jammerst is, dat ik nu er tegen opzie om in Friesland te komen, daar ik my belemmerd voel in myne uiting. Ook vervalt myne hoop op flinke medewerking in de zaken van algemeen belang die ik zou hebben voorteslaan, en waarvan ik my zooveel had voorgesteld.

Hoe dit zy ik ben U zeer dankbaar voor uwe lieve bemoeienis, en al verlang ik nu niet naar Friesland gelyk vroeger, toch verlang ik naar Uw huis en Uw gezin, waar ik zoo gul ontvangen ben, en my zoo tehuis voelde.

Ik ontving eergister eene invitatie van Bolsward, maar huiver by de gedachte dat ik weêr zal moeten spreken om later intezien dat ik zoo weinig doel heb getroffen. De lauwheid waarover gy klaagt, doet my zeer, en ik begryp dat ook gy moeite hadt om niet onaangenaam te worden. Het spyt my dan ook innig, dat gy dit om mynentwil hebt moeten afwachten.

Myne familie kan nu over 8 dagen hier zyn. Ja zelfs 't kan wel 10 dagen worden, daar myne vrouw met haar ondermynd gestel (bloedspu-wing!) zeker zich hier en daar zal moeten verpoozen. 't Is een heele reis. Gy begrypt hoe verlangend ik uitzie. Jammer, jammer, dat myne indrukken nu tevens de kleur dragen myner vrees dat ik niet in staat wezen zal te zorgen voor het noodige! Die zaak loopt in een kringetje rond. By dagelykschen angst is myn gemoed niet vry, en dan kan ik niet werken, en als ik niet werken kan, kunnen de zorgen niet verwonnen worden. Het denkbeeld dat gy in Sneek moeite hadt om aan myn verzoek te voldoen, drukt me als lood op 't hart, en beneemt my als 't ware den moed tot nieuwe plannen. 't Is misschien naïf van my, maar waarlyk ik meende dat het - na al de betuigingen van sympathie - den Sneeker kring een genoegen zoude doen, my te helpen, nu 't door eene byzondere omstandigheid noodig geworden was. En dan ware ik met moed en hoop aan 't werk gegaan!

Nog eens dank voor uwe hulp. Ik vrees - ik vrees - dat ge nog meermalen uw hoofd stooten zult! Hoe ik 't dan maken moet, weet ik niet. Maar de nood is wel meer zeer hoog geweest. Indien ik maar in staat ben het onderwys van de kinderen te doen voortgaan, dat is het ergste.

Ik groet U en Uwe beste vrouw zeer hartelyk. Ik dacht wel dat die uitslag van het dienstmeisje iets anders was dan wat men ‘de klieren’ noemt. O die docters! Nog eens hartelyk gegroet, ook Geert en Martinus en Dik en Jozef die van plan is binnen kort zyn leefregel te veranderen. Zoo'n gedekte tafel als hy gehad heeft, krygt hy nooit meer.

Uw liefhebbende vriend

Douwes Dekker

Waag het asjeblieft niet meer onaangeteekend! 't Is een wonder dat de brief teregt is. Bedenk dat ik sedert 27 Decr 67 negen of tien brieven kwyt ben, waarvan ik weet. Myne vyanden zyn kwaadaardig, geloof my. Daarom ook is eene algemeene oproeping niet goed. Dat is reeds geschied, en overal tegengewerkt. Het benadeelt.