Multatuli.online

12 februari 1869

Brief van Multatuli aan J. Houwink. Dubbel en enkel velletje postpapier, waarvan vijf bladzijden beschreven. (M.M.)

den Haag 12 februari 1869

Waarde Houwink, Heden morgen ontving ik Uwen brief van den 10n. De inhoud, zoo verschillende van - Neen, ik mag nu altans niet toegeven in wat ik lyd onder die misrekening. Ik moet my in myn vorigen niet goed hebben uitgedrukt, anders begryp ik niet, hoe myn verzoek zooveel bezwaren ontmoet. By de nu aanstaande komst van myn gezin, was myn wensch slechts, althans in de eerste maand eenigzins ontheven te zyn van myn dagelykschen kommer, en door eenigzins gesecureerd te wezen voor 't eerste jaar, kalmte te hebben tot arbeid.

Indien men my dat geschonken had, ware dat beetje geld my geen bezwaar geweest, en niemand ware er een cent aan te kort gekomen, want in twee maanden, mits kalm gestemd, kan ik best voor meer dan f4000 waarde produceren. Maar zonder kalmte, niets. -

Dit laatste is nu ook heden het geval. Wat ik weer na uw telegram en sedert de ontvangst van uwen brief geleden heb, ga ik voorby. Alles te beschryven, wat er, eerst door 't uitstellen van myn verzoek, nu door 't wyzigen, voor my verergerd is, zou my een zwaar werk zyn. Den ganschen dag heb ik gepeinsd over 't afzeggen van de komst der mynen, die ik nu niet behoorlyk zal kunnen ontvangen, maar er zyn redenen dat ze komen moeten, al ware 't dan ook, om hier gebrek te lyden. Myne vrouw moet hier zyn. Bovendien, ze heeft ginds reeds opgebroken, en zal nu, uit gebrek aan reisgeld, misschien halverwegen blyven steken. Om dat te voorkomen, hoop ik op den brief, dien gy my toezegt, morgen Zaterdag te zullen verzenden. Ik zal trachten van den inhoud het noodige naar Parys te remitteren, dat zy daar niet, of niet te lang steken blyft (tegen fr 50 daags!) Hoe ik 't dan maak met andere dingen, weet ik niet! Hoe bitter jammer het is, het wederzien na 3½ jaar scheiding! vergald te doen zyn door den gewonen angst, hoe wy den kinderen 't noodige zullen geven, ga ik voorby!

Er is veel schoons bedorven door 't afslaan van myn voorstel!

Vergeef me, dat ik zoo volkomen vertrouwde! Ik dacht niet aan twyfel, vooral daar ik indedaad alles zóó berekend had, dat niemand er iets by verliezen zou! Ik weet wat ik leveren kan, indien myn gemoed niet wordt heen- en weer geslingerd door platte zorgen, en op die zekerheid bouwde ik myn voorstel. Wat ik nu zal kunnen leveren, weet ik niet!

Het eenige wat ik nu voorshands hoop, is dat ik in staat wezen zal myne familie, altans tot hier te kunnen helpen, en daartoe wacht ik uwen brief. Overigens zyn vele maatregelen, die ik (niet voor my, maar ook voor 't algemeen) in den laatsten tyd beraamde, voor een groot deel in 't water gevallen. Van nieuws aan, moet ik nu weer my afpeinzen op middelen om van dag tot dag in 't leven te blyven, en dit wordt nu verzwaard door de eischen van de opvoeding der kinderen, 'tgeen in Italie makkelyker was.

Ik moet my zeker in myn vorigen niet goed uitgedrukt hebben. Het afslaan van myn verzoek, na zooveel betuigingen van sympathie, is me een raadsel. Ik vraagde geen f4000 cadeau, ik verzocht crediet voor f4000. - By de kalmte die ik daardoor opdeed, ware dan de heele zaak my eene kleinigheid geweest! Enfin!

Vergeef my den treurigen toon van dezen brief. Ik ben uitgeput van smart, en ben dan ook heden, wat ik anders nooit doe, van afmatting naar bed gegaan.

Eene inschryving over 't geheele land moet ik bepaald weigeren. Ieder weet toch zyn eigen zaken het best, niet waar? Welnu, het voorstel dat ik deed, (f 4000 crediet) was alles wat ik noodig had. Zulk eene inschryving echter zou my benadeelen. Ik moet U ronduit verzoeken dat niet te doen. 't Hindert my al genoeg, dat er over het thans noodige naar Groningen moest geschreven worden. Myn god, ik vroeg immers slechts crediet! Moet Groningen daarby komen?

Ik ben bitter, bitter bedroefd. Had ik dat geweten, ik zou dat huis en meubels niet hebben aangenomen. Ik zit nu in moeielyker positie, dan toen ik in den Toelast was.-

Het geld dat gy my Saterdag (d.i. morgen) belooft te zenden, zal ik zoo spoedig mogelyk teruggeven. Ik verzoek echter geduld, want by de zware moeielykheden die ik nu te gemoet ga, zal ik werk hebben, 't hoofd boven water te houden. Het bitterste is, dat de stemming by 't weêrzien nu zoo geheel anders zal zyn dan ik hoopte. Dat is nooit te herstellen. Ik had er my zoveel van voorgesteld, en zal hen nu moeten ontvangen met een gedrukt gemoed. Van te gemoet reizen, zooals ik zoo graag gedaan had, is nu geen kwestie.

Nog eens, vergeef my myne stemming. Ze is natuurlyk. Vooral daar ik deze misrekening in verband breng met heel andere dingen die ik hoopte en verwachtte van de Friezen.

Myn schryfplank? Och, wat baat het, als ik - voortdurend op de pynbank toch niet zal kunnen werken. Ik moet me slecht hebben uitgedrukt in myn brief. Ik meende te kennen te geven dat er spoed by de zaak was, en dat zy noodig was. Nu, dat was de waarheid. Het afslaan van myn verzoek heeft noodlottige gevolgen voor my.

Wees met uwe lieve hartelyke vrouw, vriendelyk gegroet van

uw, liefhebbenden

Douwes Dekker

Neen, om sHemels wil geen wyn! Wat zou ik daarmeê doen? Er zal brood noodig zyn, brood en collegiegelden en kleêren en kalmte om te denken en te werken. En dit laatste had ik gehoopt te zullen verkrygen. Zonder dàt is al het andere niets waard.