Multatuli.online

31 december 1867

Brief van Multatuli aan Cd. Busken Huet, op 29 december begonnen. Dubbel velletje postpapier, tot het midden van blz. 3 beschreven. (M.M.)

Indien gy: deze zin, tot en met poste restante is doorgestreept, stellig nadat Multatuli Hôtel St. Paul had genoemd.

gîte: legerstede, woonplaats. (fr.)

Keulen 29 Decr 1867

Waarde Heer Huet! Dank voor uwen brief. Magtspreuken? Ziehier een: dat stuk is goed. Niet uit een oogpunt van schryvery - maar met het oog op myn nogal gecompliceerd doel. Dat hoop ik u mondeling uitteleggen.

31 December 's avends.

Zoo had ik my eergister gezet om Uwen brief van 27 te beantwoorden. Ik ben gestoord. En nu schryf ik geheel wat anders dan ik my voornam toen ik begon. In de relatie met den heer R. kwam o.a. op het program dat hy me zoodra mogelyk in staat zou stellen naar Holland te gaan. Daartoe was behalve die vonnis-historie ook noodig geld. Hy bood me dit aan (en zond me ook ongevraagd twee malen iets waarmeê ik me in 't leven hield.) Ten gevolge van een brief van 8/d geleden rekende ik er op vóór Ulto het noodige te onvangen om te verhuizen. Tot op 't oogenblik 31 Decr laat, ontving ik niets. Myn wachten, gister en heden was pynlyk. Morgen vroeg moet ik myn kamer ruimen, ik heb met zeer gemeen volk te doen, en kan niet betalen. Ik moet dus myn deur uitloopen zonder myn goedje.

Gy zeidet E.&Z. houden niet van Voorschot. Wel! Maar kunt gy my de f25, die ik anders na 15 January zou ontvangen, voorschieten? Waar ik morgen belanden zal, weet ik niet, en ik zit nu in den brand om een adres. Indien gy het doen kunt, zend uw brief dan SV.P. poste restante. Gy begrypt hoe verdrietig ik ben. Ik dacht den laatsten tyd aan heel andere dingen dan aan geld voor kamerhuur. Dat maakt bit-ter. Waarom R. niet geantwoord heeft, daar zyn laatste brief nog zoo hartelyk was, vat ik niet. Hij bood me geld aan. Ik antw. ‘Ja, en S.V.P. vóór Ulto’, en nu hoor ik niets! Wat ik nu in myn verhoudingen met zeer gemeen volk, te lyden heb onder die misrekening, is niet te beschryven. Ik ben van morgen uitgescholden. Toch was ik vry getroost, en dacht dat het verwachtte van avend komen zou, doch er is niets gearriveerd.

Ik bedenk my: adresseer Uw antwoord, als ik U verzoeken mag, Hôtel St Paul. Al kan ik misschien daar geen gîte vinden, dan kan ik toch, daar het een koffyhuis is, overmorgen Donderdag, daar den geheelen dag zitten, om uw brief te ontvangen.

Ik ben zeer verdrietig. Het zwygen van den heer R. is raadselachtig. Ook de brieven myner vrouw zyn treurig. Myn dochtertje (10 jaar) bezweert (scongiuro schryft ze) dat ik toch mama zal schryven iets te gebruiken voor haar borst. Maar myne vrouw heeft moeten bedanken voor dranken die ze niet betalen kan. Ze zegt er evenwel by dat ze er niet aan hecht en een behoefte zou hebben aan wat comfort. Nu dat kan niet! Zy souffreert zoo van de kou. Voor hare borst had ik haar liever in Rusland, dan, arm, in Italie! -

Enfin! Ik maakte spoed met die Haagsche zaken om haar te verlossen, en in plaats daarvan moet ik nu zelf weer hulp vragen. t Is wel bitter.

Wees hartelyk gegroet van

Uw liefhebbenden

Douwes Dekker