Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

26 april 1867

van

Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)

aan

E.J. Potgieter (bio)

 

Volledige Werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868 (1979)

terug naar lijst

26 april 1867

Brief van Tine aan E.J. Potgieter. Dubbel en enkel velletje postpapier, tot het midden van blz. 5 beschreven. (UB Amsterdam; fotokopie M.M.)

Milaan 26 April 1867

Waarde Heer Potgieter!

Ik kan U niet genoeg danken voor de hulp die U mij toezendt, deze keer was t' mij bijzonder van dienst. U moet weten, dat ik reeds lang rust noodig had, maar ik heb me ingespannen en misschien overspannen om te doen of ik wel was, maar 15 April voelde ik me heel ongesteld, toch was ik gereed om les te geven toen een hoestbui me overviel en dien zelfden dag twee maal bloed opgaf, ik moest voor t' eerst te bed gaan en de dokter verboodt mij verder op school werkzaam te zijn.

De heer en Mevrouw Le-Comte hadden al lang gezegd, ik t' niet vol kon houden en nu om mijne gezondheid wéér te krijgen, geef ik geen les meer, (alléén de engelsche houd ik aan) ik ben nu door Uwe hulp in de mogelijkheid gesteld hier te blijven, ik geef nu aan den Heer Le-Comte voor mij en Nonni 70 francs in de maand en daarvoor heb ik rust en Nonnie blijft zoo als ze is élève ik kan nu smorgens uitgaan want ik moet lucht rust en goed voedsel hebben. Om half vier na schooltijd surveilleer ik de meisjes en ga met hun wandelen. de Heer en Mevrouw Le Comte zijn bijzonder goed voor mij, ik moet zeggen, dat ik de genegenheid van een ieder heb en dat is aangenaam vooral als men al zoo veel mist Dekker zal regt blij zijn dat ik nu een kalm leven kan hebben, want ik wil hopen, mijne gezondheid nu spoedig hersteld zal zijn, zijne brieven ademen zijn groot verlangen om weer bijéén te zijn hij voelt zich zoo ongelukkig zonder mij en zijne kinderen, ik hoop zoo dat ik dat geluk nog eens smaken mag allen wéér bij één te zijn Dekker schreef me laatst, ‘ben ik weer bij je, dan laat komen wat er wil maar we blijven bijéén, nooit geen scheiding meer.’

Op t'oogenblik voel ik me vrij wel, maar deze keer ben ik fameus zwak gebleven, mijn hand beeft terwijl ik schrijf, t'is of t' gevoel van vrijheid me goed doet, ik heb nu weer goeden moed, voor eenige dagen was ik werkelijk moedeloos, ik dacht zóó dat na al t' tobben er geen verhaal meer voor mij komen zou, en ik kon t' idée niet verdragen mijne kinderen voor altijd te verlaten en Dekker niet wéér te zien, ik wensch nog zóó te blijven leven. U zult dus best begrijpen hoe opregt mijn dank is, aan U in t' bijzonder en ook aan diegenen die belang in mij stellen.

Onze kinderen zijn perfect wel en ontwikkelen zich goed, dat ik nu bij mijne kleine Nonni blijven kan is mij van veel waarde, s'morgens vroeg, (om zes uur moet ze op) staat ze voor mijn bed, en op dat vriendelijke gezigtje is levensgeluk te lezen. dat is waarlijk een compensatie voor al t' leed, dat de kinderen nog geen verdriet gekend hebben. en ik voel dat als ze mij misten ze reeds s'werelds ruwheid zouden moeten verduren. eene moeder keert zoo gaarne de doornen af, maar ik ben onbeleefd U zoo lang met mij zelve bezig te houden. Het overlijden van den heer Van Vloten heeft me zeer getroffen, in Amsterdam zijnde kwam hij mij bezoeken.

Het zal mij regt aangenaam zijn de brochure van den heer Huët te ontvangen ik dank U reeds vooruit voor uwe vriendelijke attentie, ieder dag kijk ik er naar uit.

Wees verzekerd van mijne dankbaarheid en geloof mij met de meeste achting en vriendschap

E:H:Douwes Dekker

Van Wijnbergen