Multatuli.online

9 april 1867

Brief van Multatuli aan Busken Huet. De tekst is geschreven op hetzelfde dubbele velletje papier als de vorige en vult de rest van de eerste blz. en de overige drie geheel. (M.M.)

De genoemde brief van 2 maart is niet teruggevonden.

Keulen 9 April 67

Waarde Heer Huet, Gespeld aan dit papiertje ontving ik zoo even eindelyk uw brief van 2 Maart. De gegeven uitlegging is geen uitlegging. Ook wat de besteller my mondeling verklaarde, verklaarde niets. Maar ik mag niet boos zyn daar er toch blykt dat men zich moeite heeft gegeven. En hoe oud nu ook uw brief zy, toch ben ik er bly mee. En daarom schryf ik terstond.

Dat ge zooveel notitie neemt van Eén & ander doet my goed, en die indruk zou blyven, al hadt ge veel meer en andere fouten te gispen dan de... breedsprakigheid. Want dat is het. Ik zou dezelfde opmerking maken (doch er zyn twee antwoorden op) als ik zoo'n ding moest beoordeelen.

Wat hebben Huyghens, Briseïs & Huig de Groot met een Javaschen banjir te maken? Dit vraag ik zelf in ‘Wys me de plaats’. En zulke vragen zoudt gy telkens kunnen doen.

Eén antwoord is - ogod zoo bitter - dat ik soms myn fantaisie haar gang moet laten gaan omdat er vellen druks noodig zyn.

En 't tweede, minder verdrietig en tevens oorzaak dat ik de bitterheid van 't eerste slik, is: dat die fout misschien noodzakelyk is. MEN geeft geen acht op bondige waarheid.

Een tooneelschryver weet, of moet weten, dat de 6, 8 eerste zinsneden na 't ophalen der gordyn verloren gaan onder 't geschoffel en geraas. t Is dus zaak z'n stuk zoo interigten dat die frases kunnen gemist worden zonder veel nadeel voor 't verband. Ook dominés deden dat in m'n jeugd. De aanhef achtte 't beneden zich te concurreren met de stovenzetsters.

Nu geloof ik dat ik dit eenigzins moet toepassen op alle schryvery, en niet in 't begin alleen, maar in den loop der stukken.

De vergelyking met tooneelstukken & vóórgebeden is alweer onjuist, want ik wil juist wèl verstaan worden in myn afwykingen, daar ik ze, die, haar (wat verveelt me de taal) schyn noodig te hebben voor de soms epigrammatische conclusie. Een walvisch sterft niet door een harpoensteek, maar toch moeten er zulke harpoensteken gedaan worden om hem eindelyk binnen te krygen.

Lieve hemel, myn systeem op dit punt schynt verkeerd te wezen, want heel veel walvisschen heb ik nog niet gevangen.

En ook is 't geen systeem. Ik zou er niet aan gedacht hebben zonder uwe opmerking (die ik gegrond vind) en nu zoek ik naar oorzaken van die fout. Ikzelf schryf liever staccato geloof me.

O, ik ben zoo groots op uw woord: ‘schrander’ En ik geloof dat dit verdiend is, maar ook dat elk lezer even schrander wezen zou, indien hy zich kon gewennen aan den wil om te begrypen. Men laat z'n gedachten heenglyden over de frases, en vergeet te verstaan. Of men schroomt de moeite, die daartoe noodig wezen zou, misschien! Want is verkeerd verstaan makkelyker dan wèl begrypen?

Nu, 't vermyden daarvan zal wel schranderheid zyn, en daarom ben ik bly met uw kwalificatie. De heele zaak komt neer op begeerte om te begrypen=philosophie, niet waar? -

Dat ge zegt styf te zyn, vind ik niet styf. Maar ge hebt regt in uw vordering genomen te worden zooals ge zyt, en ik vind het al veel dat ge myn losheid verdraagt.

Myn streven op 't oogenblik is, myne vrouw te verlossen. Helaas, kan de behandeling van Scholten's boekje zoo bondig wezen, als wanneer ik geen ‘vellen druks’ te leveren had? Maar, al schreef ik nog 10 maal zoo breed, (wat mezelf spoedig vervelen zou) toch zou 't my niet lukken het noodige geld by een te krygen met schryven. Ik peins op andere middelen. Het moet kunnen, want myne vrouw lydt. Als 't me niet walgde nog publieker te worden dan ik al ben, zou ik eens de geschiedenis van myn gezin schryven gedurende de laaste 2, 3 jaren. Wat zou dat boek mooi zyn.-

Ik zal niet meer letten op uw weinig of niet antwoorden op myne lange brieven. Ik zal alles goed opnemen. Maar denk niet dat het een tic van my is veel of lang te schryven. Ik schryf zelden en dan nog weinig. Myn lange brieven aan U beduiden dus eene distinctie. Dat kondet gy niet weten. Ik ben zeker dat van de 10 menschen die meenen regt te hebben iets van my te hooren 9¾ zich zullen beklagen dat ik niet schryf.

Leest ge uwe vrouw Zondags voor? Ik heb te Antw. in huisselyken kring voorgelezen, en goed. Ik wou dat ik dat voor geld kon doen, maar in kleine localen, want als ik zeer luid moet spreken is 't ellendig. Ik ben zeker dat myn voorlezen meer waard is dan myn speeches.

Wilt ge er dan aan denken dat ik nog altyd Nederland niet heb (of 't stuk er uit.) Ik groet U en uwe vrouw hartelyk.

t.a.v. Douwes Dekker

Ik zoek nog altyd geld om een eigen blad optezetten. Dàt zou me een uitkomst zyn!